ECLI:NL:GHSGR:2002:AI1088

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200313302
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Horstink
  • J. Zandbergen
  • M. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met vuurwapen in drukke straat na geschil over heroïnebetaling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 december 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De verdachte heeft op 20 december 2001 in Rotterdam, naar aanleiding van een geschil over de betaling van een hoeveelheid heroïne, een vuurwapen gebruikt en een kogel afgevuurd op het slachtoffer, die zich in een belwinkel bevond. Het slachtoffer is door de kogel in het hoofd getroffen en is overleden. De verdachte voelde zich gekrenkt door de handelwijze van het slachtoffer en heeft geen rekening gehouden met het risico voor omstanders, wat leidde tot sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.

Bij de strafbepaling heeft het hof rekening gehouden met een psychiatrisch rapport, waaruit bleek dat de verdachte weigerde mee te werken aan het onderzoek. De rapporteurs concludeerden dat deze weigering niet voortkwam uit een psychiatrisch ziektebeeld. Het hof heeft het vonnis van de eerste rechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar, mede door zijn weigering om mee te werken aan psychiatrisch onderzoek.

Uitspraak

parketnummer 1003014401
datum uitspraak 19 december 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 4 juli 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 december 2002.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Doodslag.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. de Wit heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde (in de zin van moord) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, naar aanleiding van een geschil over de betaling van een hoeveelheid heroïne in een drukke straat met een vuurwapen een kogel afgeschoten op de man met wie hij financiële problemen had en die zich in een zogenaamde belwinkel bevond, waar op dat moment nog meer klanten waren. De verdachte voelde zich door de handelwijze van het slachtoffer niet serieus genomen en gekrenkt en heeft daarom zijn vuurwapen gebruikt. De kogel heeft het slachtoffer in het hoofd getroffen, tengevolge waarvan hij is overleden.
Naast het feit, dat de verdachte op deze grove wijze zijn tegenstander van het leven heeft beroofd, heeft hij zich niet bekommerd over het risico, dat ook derden liepen en de schokkende ervaring, die deze brute liquidatie vooe omstanders teweeg heeft gebracht. Een delict als het onderhavige roept in de samenleving sterke gevoelens van angst en onveiligheid op.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het psychiatrisch rapport d.d. 26 maart 2002, opgemaakt door L. Beverloo, psychiater, onder supervisie van Th.J.G. Bakkum, forensisch psychiater en vast gerechtelijk deskundige; daaruit blijkt, dat de onderzoeksvragen niet beantwoord kunnen worden, aangezien verdachte weigert aan het onderzoek mee te werken en dat hij een weloverwogen motivatie lijkt te hebben om niet mee te werken.
De rapporteurs hebben de indruk, dat de weigering niet berust op een psychiatrisch ziektebeeld of een gestoorde realiteitstoetsing.
Nu de verdachte heeft geweigerd aan psychiatrisch onderzoek mee te werken en psychologisch onderzoek evenmin heeft plaatsgevonden, kan het hof -mede gelet op het bovenstaande- niet anders, dan verdachte voor het ten aanzien van hem bewezenverklaarde feit volledig toerekeningsvatbaar achten.
Het hof is dan ook, gelet op de generale en speciale preventie, van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt. Deze straf is zwaarder dan de door de eerste rechter opgelegde straf, maar vindt rechtvaardiging in de voren weergegeven omstandigheden.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. Horstink, Zandbergen en Huijgen, in bijzijn van de griffier mr. Berkepeis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 december.
Mr. Huijgen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
Bewezenverklaring:
hij op 20 december 2001 te Rotterdam opzettelijk, een persoon genaamd [slachtoffer], zich tevens noemende [2e naam] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk een vuurwapen op die [slachtoffer] gericht en vervolgens met dat vuurwapen een kogel op die [slachtoffer] afgevuurd en daarbij die [slachtoffer] in het hoofd geschoten, tengevolgd waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.