ECLI:NL:GHSGR:2002:AF3629

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
392-R-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Duindam
  • A. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • C. Zeven-Postma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming curator en bewindvoerder in een testamentair bewind

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 december 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een curator en bewindvoerder. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht om haar te benoemen tot curator van de curandus, die wegens een geestelijke stoornis onder curatele was gesteld. De rechtbank had de vrouw benoemd tot curator, maar haar verzoek om ook als bewindvoerder over de nalatenschap van de curandus te worden aangesteld, was afgewezen.

De vrouw heeft in hoger beroep de vernietiging van deze afwijzing verzocht. Het hof heeft vastgesteld dat er op dat moment geen bewindvoerder was die bevoegd was om te handelen ten aanzien van de nalatenschap van de curandus. Volgens artikel 4:1067 BW dient de kantonrechter in dergelijke gevallen, op verhoor van het openbaar ministerie, te voorzien in de benoeming van een bewindvoerder. Het hof oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om de zaak te behandelen, omdat er geen aanwijzing was dat de zaak ten onrechte bij de rechtbank aanhangig was gemaakt.

Uiteindelijk heeft het hof zich niet bevoegd verklaard om van het verzoek in hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste procedurele afhandeling bij de benoeming van bewindvoerders en curatoren, en de rol van de kantonrechter in dergelijke zaken. De beschikking is gegeven door de oudste raadsheer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak : 18 december 2002
Rekestnummer : 392-R-02
Rekestnr. rechtbank : 01-7365
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellante],
wonende te [X]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. G.C. Blom.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de belanghebbende],
wonende te [Y],
hierna te noemen: de curandus.
PROCESVERLOOP
De vrouw is op 7 juni 2002 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 april 2002.
Op 6 november 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar procureur mr. G.C. Blom en de curandus, vergezeld van zijn begeleidster mevrouw [B.].
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
Bij beschikking van 28 augustus 1972 is de curandus, geboren [in] 1950, wegens een geestelijke stoornis op grond waarvan hij niet in staat is zijn belangen zelfstandig te behartigen, onder curatele gesteld met benoeming van [D.S.]r tot curator en [H.] tot toeziend curator.
Bij beschikking van 6 juni 1988 is, door het overlijden van de vorige curator, [V.] benoemd tot curator over de curandus en tot bewindvoerder over de nalatenschap van [de vader van de curandus]. Bij akte van 10 januari 1989 heeft [V.] [E.] benoemd tot opvolgend bewindvoerder. [V.] is op 21 april 2001 overleden. [E.] heeft op 18 augustus 2001 te kennen gegeven de benoeming tot bewindvoerder niet te willen aanvaarden.
Op 25 oktober 2001 heeft de vrouw de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht haar te benoemen tot curator van de curandus en haar te benoemen tot bewindvoerder over de nalatenschap van [van de vader van de curandus].
Bij de bestreden beschikking is de vrouw benoemd tot curator over de curandus. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de afwijzing van het verzoek tot benoeming van de vrouw tot bewindvoerder over de nalatenschap van [van de vader van de curandus] en, opnieuw beschikkende, haar alsnog te benoemen tot bewindvoer-der over de nalatenschap van [van de vader van de curandus].
2. Vast staat dat het in casu handelt over een testamentair bewind en dat er op dit moment geen bewindvoerder is die ten aanzien van de nalatenschap van [van de vader van de curandus] handelingsbevoegd is. Ingevolge artikel 4:1067 BW dient, indien de erflater geen persoon heeft aangewezen die in de plaats van de ontbrekende bewindvoerders zal optreden (zoals in dit geval), daarin door de kantonrechter, op verhoor van het openbaar ministerie, te worden voorzien, hetgeen niet is gebeurd. De rechtbank heeft op het inleidende verzoek van de vrouw een beslissing genomen. Daarbij is niet gebleken noch gesteld dat de zaak ten onrechte bij de rechtbank aanhangig is gemaakt. Derhalve heeft de rechtbank naar 's hofs oordeel - ingevolge artikel 157 Rv. oud - in hoogste ressort een beslissing gegeven, tegen welke beslissing niet in hoger beroep kan worden gegaan. Hieruit volgt dat het hof niet bevoegd is kennis te nemen van het hoger beroep.
3. Mitsdien moet beslist worden als volgt.
BESLISSING
Het hof:
verklaart zich niet bevoegd om van het verzoek in hoger beroep kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Duindam, Fockema Andreae-Hartsuiker en Zeven-Postma, bijge-staan door Lekahena als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2002.
De griffier is buiten staat deze Bij afwezigheid van de voorzitter
beschikking mede te ondertekenen. ondertekend door de oudste raadsheer.