ECLI:NL:GHSGR:2002:AF3629
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Duindam
- A. Fockema Andreae-Hartsuiker
- C. Zeven-Postma
- Rechtspraak.nl
Benoeming curator en bewindvoerder in een testamentair bewind
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 december 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de benoeming van een curator en bewindvoerder. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder de rechtbank te 's-Gravenhage verzocht om haar te benoemen tot curator van de curandus, die wegens een geestelijke stoornis onder curatele was gesteld. De rechtbank had de vrouw benoemd tot curator, maar haar verzoek om ook als bewindvoerder over de nalatenschap van de curandus te worden aangesteld, was afgewezen.
De vrouw heeft in hoger beroep de vernietiging van deze afwijzing verzocht. Het hof heeft vastgesteld dat er op dat moment geen bewindvoerder was die bevoegd was om te handelen ten aanzien van de nalatenschap van de curandus. Volgens artikel 4:1067 BW dient de kantonrechter in dergelijke gevallen, op verhoor van het openbaar ministerie, te voorzien in de benoeming van een bewindvoerder. Het hof oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om de zaak te behandelen, omdat er geen aanwijzing was dat de zaak ten onrechte bij de rechtbank aanhangig was gemaakt.
Uiteindelijk heeft het hof zich niet bevoegd verklaard om van het verzoek in hoger beroep kennis te nemen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste procedurele afhandeling bij de benoeming van bewindvoerders en curatoren, en de rol van de kantonrechter in dergelijke zaken. De beschikking is gegeven door de oudste raadsheer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.