ECLI:NL:GHSGR:2002:AF2547

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
059-D-02
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Duindam
  • A. Kok
  • J. Dusamos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank te Dordrecht, waarin de kinderalimentatie ten laste van de vader op nihil is gesteld. De ouders zijn in 1995 gescheiden en hebben drie minderjarige kinderen. De vader, die geneeskunde studeert, heeft verzocht om wijziging van de alimentatie, die oorspronkelijk was vastgesteld op ƒ250,- per kind per maand. De moeder is van mening dat de keuze van de vader om te studeren niet ten koste van de kinderen mag gaan. Tijdens de zitting is gebleken dat de vader nog niet aan zijn co-schappen is begonnen en dat hij parttime werkt. De vader heeft een bedrag van ƒ50.000,- uit de boedelverdeling ontvangen, waarvan hij stelt dat hij dit heeft gebruikt voor advocaatkosten en herinrichtingskosten. Het hof oordeelt dat de vader zijn financiële verplichtingen niet kan afwentelen op de kinderen en dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de vader af.

Uitspraak

Uitspraak : 27 november 2002
Rekestnummer : 59-D-02
Rekestnr. rechtbank : FA RK 01-7873
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellante],
wonende te [X],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
Als belanghebbende is aangemerkt:
August Hendrik BLETTERMAN,
wonende te [X],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
procureur mr. E.J.P. Nolet.
PROCESVERLOOP
De moeder is op 25 januari 2002 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank te Dordrecht van 28 november 2001.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof aanvullende stukken ingekomen bij brief van 8 februari 2002.
Op 20 september 2002 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door mr. G.G.N. Zijderveld, advocate te Hellevoetsluis en mr. R.A.A.H. van Leur, advocate te Rotterdam, raadsvrouwe van de vader. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
Uit het [in] 1995 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de ouders zijn de volgende nog minderjarige kinderen geboren[in 1984, 1986 en 1988], verder: de kinderen.
De kinderen verblijven bij de moeder.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 3 mei 1995 heeft de rechtbank te Dordrecht de kinderalimentatie ten laste van de vader vastgesteld op ƒ250,-/€ 113,44 per maand per kind.
Bij beschikking van 13 oktober 1995 heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage deze beschikking bekrachtigd, met dien verstande dat de kinderalimentatie verhoogd wordt naar ƒ 300,-/€ 136,13 per maand per kind, met ingang van de dag dat de moeder betaalde arbeid gaat verrichten.
Bij beschikking van 9 juli 1997 heeft de rechtbank de kinderalimentatie op grond van gewijzigde omstandigheden gewijzigd, in die zin dat zij thans is vastgesteld op ƒ 250,-/€ 113,44 per maand per kind, met ingang van 1 februari 1997.
Bij verzoekschrift, ingekomen op 18 juni 2001, heeft de vader de rechtbank verzocht - met wijziging van de beschikking van 9 juli 1997 en uitvoerbaar bij voorraad - de aan de moeder te betalen kinderalimentatie ten laste van de vader, met ingang van 1 oktober 2001, op nihil te stellen, althans de alimentatie voor een termijn van 3,5 jaar vanaf 1 oktober 2001 op nihil te stellen. De moeder heeft tegen dit inleidende verzoek geen verweer gevoerd.
Bij de bestreden beschikking is - met wijziging van de beschikking van 9 juli 1997 en uitvoerbaar bij voorraad - de kinderalimentatie met ingang van 1 oktober 2001 op nihil gesteld.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
Ten aanzien van de vader
De vader is geboren [in] 1954. Met ingang van 25 september 1995 is hij geneeskunde gaan studeren in Antwerpen. Sinds september 1996 studeert hij geneeskunde in Utrecht, nadat hij aldaar werd ingeloot. Hij heeft in verband met zijn studie zijn fulltimebaan opgezegd en is halve dagen gaan werken. Hij is werkzaam op het laboratorium van een ziekenhuis. Zijn inkomen bedroeg over de maand juni 2001 ƒ 3.191,- bruto per maand. Hij is ziekenfondsverzekerd.
De vader heeft de volgende maandlasten:
- ƒ 929,- huur en enige servicekosten, nog rekening te houden met huursubsidie;
- ƒ 88,- premie ziek-te-kosten-ver-zekering, werkgevers- en werknemersdeel, inclusief aanvullende verzekering, exclusief nominale premie.
Ten aanzien van de moeder
De moeder is geboren op 10 januari 1957. Zij vormt samen met de kinderen van partijen een een-ouder-gezin.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de hoogte van de door de vader te betalen kinderalimentatie.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het inleidende verzoek van de man af te wijzen. Zij meent dat de keuze van de man om te gaan studeren niet ten koste van de kinderen mag gaan.
3. Ter zitting heeft de raadsvrouwe van de vader naar voren gebracht dat de vader nog steeds niet aan zijn co-schappen is begonnen. Hij moet nog een tentamen doen en kan dan beginnen. Hij heeft dan ook nog steeds parttime werk. De raadsvrouwe van de vader heeft de verwachting uitgesproken dat de co-schappen op 1 oktober kunnen beginnen, waarna de vader geen inkomsten meer zal genieten. De vader heeft volgens zijn advocate de mogelijk-heid onderzocht om een lening af te sluiten voor de periode van de co-schappen, waaruit hij zijn eigen levensonderhoud en vaste verplichtingen kan financieren. Dit is naar verluidt op niets uitgelopen. Om toch inkomsten te hebben wil de vader (volgens zijn advocate) in de weekenden als verpleger gaan werken. Het is de wens van de vader om huisarts te worden. Dat betekent dat hij na de co-schappen nog gedurende drie jaren een opleiding tot huisarts moet volgen. Gedurende deze periode van de opleiding wordt hij echter wel betaald.
4. Ter zitting is gebleken dat de vader na de echtscheiding een bedrag van ƒ50.000,- uit de boedelverdeling heeft gekregen. Zijn raadsvrouwe heeft opgemerkt dat dit bedrag is aangewend voor advocaatkosten en herinrichtingskosten. Daarvan zijn geen bewijsstukken in het geding gebracht. Hoewel het het hof aannemelijk voorkomt dat dergelijke kosten gemaakt zijn, is het niet aannemelijk dat daarmee het hele bedrag gemoeid is dat de vader heeft toegescheiden gekregen. Het hof gaat er van uit dat de vader daarvan nog een substantieel deel beschikbaar heeft.
5. Hoewel de omstandigheden van de vader zonder twijfel zullen wijzigen op het moment dat hij met zijn co-schappen gaat beginnen, is het hof van oordeel dat de vader daarvan niet de gevolgen kan afwentelen op zijn kinderen. Het is een vrije keuze van de vader geweest om te gaan studeren. De vader heeft deze periode van co-schappen kunnen voorzien en had daarom al ruim van tevoren financiële maatregelen dienen te treffen om de alimentatiever-plichting aan zijn kinderen te kunnen blijven voldoen. Indien hij dit heeft nagelaten, komt dit voor zijn eigen rekening. Bovendien heeft hij onvoldoende met deugdelijke stukken (salarista-bellen voor verplegers, afwijzingen van leningen van diverse banken, met verificatoire bescheiden ondersteunde overzichten van eventuele vermogensvermindering) aangetoond dat hij de alimentatie niet langer kan betalen.
6. Het voorgaande leidt er toe dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en dat het inleidend verzoek van de vader dient te worden afgewezen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vader alsnog af;
Deze beschikking is gegeven door mrs. Duindam, Kok en Dusamos, bijgestaan door
mr. Louwinger-Rijk als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 27 november 2002.