ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0883
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Dusamos
- J. Duindam
- M. Stille
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake echtscheidingsconvenant en verdeling huwelijksgemeenschap
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage, waarin de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap zijn vastgesteld. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft in 2000 een convenant ondertekend met de man, waarin alimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap zijn geregeld. De vrouw stelt dat zij gedwaald heeft bij de totstandkoming van dit convenant en dat zij niet volledig op de hoogte was van de gevolgen van haar handtekening. Ze beroept zich op artikel 3:196 BW, dat dwaling regelt, en stelt dat de man misbruik heeft gemaakt van omstandigheden. De man, verweerder in hoger beroep, betwist deze claims en stelt dat de vrouw op de hoogte was van de waarde van de te verdelen goederen en dat zij willens en wetens heeft ingestemd met de verdeling.
Het hof overweegt dat een beroep op dwaling alleen kan slagen als de vrouw niet op de hoogte was van de waarde van de te verdelen goederen. Het hof concludeert dat de vrouw wel degelijk op de hoogte was van de waarde van de echtelijke woning en de hoogte van de hypothecaire schuld. Het beroep op dwaling faalt, omdat er geen bewijs is dat de vrouw niet op de hoogte was van de waarde van de overige bestanddelen van de huwelijksgemeenschap. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de vrouw af.
De uitspraak van het hof is gedaan op 6 november 2002 door de rechters A. Dusamos, J. Duindam en M. Stille, en is openbaar uitgesproken. De vrouw had in hoger beroep verzocht om de vernietiging van het echtscheidingsconvenant en een andere verdeling van de huwelijksgemeenschap, maar het hof oordeelt dat de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft.