ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0468

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200011102
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en wapenbezit in Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 25 september 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor het schieten op een persoon met een vuurwapen op 1 februari 2001 te Rotterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen zonder vergunning. Het hof heeft de feiten die in de dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien en deze nummering in het arrest aangehouden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door meermalen met een vuurwapen op het slachtoffer te schieten, wat leidde tot verwondingen aan het slachtoffer en een gevaarlijke situatie voor het aanwezige publiek. Het hof heeft de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van vuurwapengeweld in overweging genomen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van dertig maanden gevorderd, maar het hof oordeelde dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar passend was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

parketnummer 1005104301
datum uitspraak 25 september 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van
de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van
19 november 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 11 september 2002.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen, zoals op de terecht-zitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaardingen en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen, van een doorlopende nummering voorzien.
Het zal die nummering in dit arrest aanhouden.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 3 primair, subsidiair, meer subsidiair, 4 primair, subsidiair, meer subsidiair en 5 tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het onder 3 primair, subsidiair, meer subsidiair, 4 primair, subsidiair, meer subsidiair en 5 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
1. dat hij op 01 februari 2001 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen met een vuurwapen op, althans in de richting van, het lichaam van die [slachtoffer] heeft
geschoten, ten gevolge waarvan hij, die [slachtoffer], in het (linker) been is getroffen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op 01 februari 2001 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Crvena Zastava, model Tokarev van het kaliber 9 mm en bijbehorende munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Voorwaardelijk opzet
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door met een vuurwapen meermalen op, althans in de richting van het slachtoffer te schieten terwijl hij zich slechts op korte afstand van het slachtoffer bevond, welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hierbij het slachtoffer op zodanige wijze zou raken, dat het slachtoffer dientengevolge zou kunnen overlijden, en was aldus het opzet van de verdachte voorwaardelijk op dat gevolg gericht.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
11. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr Geradts heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door op de openbare weg meermalen met een vuurwapen te schieten op, althans in de richting van het slachtoffer, waarbij hij het slachtoffer heeft verwond. De verdachte heeft daarbij het startschot gegeven voor een vuurgevecht op straat, waardoor de veiligheid van aanwezig publiek ernstig in gevaar kon worden gebracht. De verdachte was onbevoegd een vuurwapen met munitie voorhanden te hebben. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden; het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving onderstreept de noodzaak hiervan. De thans bewezen-verklaarde feiten zijn buitengewoon ernstig en brengen in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Naar het oordeel van het hof komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door het hof in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 (oud) en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Wurzer, Van Boven en Silvis, in bijzijn van de griffier mr Couvret.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 september 2002.