Het geding
Bij vonnissen van de rechtbank te dordrecht van 5 april 2000 is ten aanzien van X. en haat (ex)echtgenoot, Y. de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. A. Quispel tot bewindvoerder (hierna te noemen: de bewindvoerder).
Bij vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 20 februari 2002 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling zowel ten aanzien van X. als Y. beëindigd, met aanstelling van mr. C. Steenderen-Koornneeff tot rechter-commissaris en met benoeming mr. A. Quispel tot curator.
Bij verzoekschrift ingekomen ter griffie van het hof op 25 februari 2002 heeft X. hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis en heeft zij verzocht dit te vernietigen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 april 2002, waarbij zijn verschenen X. en Y. en de curator voornoemd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. X. heeft gesteld dat de rechtbank ten onrechte ten aanzien van haar toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft beëindigd.
2. Uit de aan het hof overgelgde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat X. en Y. gehuwd zijn geweest ingemeenschap van goederen. Op 21 december 2001 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de Burgelijke Stand. X. heeft de haar opgelegde boedelbijdrage vanaf het moment dat partijen gescheiden van elkaar leven op de boedelrekening voldaan. Y. heeft zijn inkomsten boven het door de rechter-commissaris vrijgelaten bedrag niet aan de boedel afgedragen en heeft zich derhalve niet gehouden aan zijn uit de schuldsaneringsregeling vortvloeiende verplichtingen.
3. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling ten aanzien van Y. beëindigd omdat hij zijn verplichtigen niet nakwam en ten aanzien van X. in het vonnis overwogen dat ofschoon, gelet op de rapportage van de bewindvoerder, moet worden aangenomen dat X. geen verwijt kan worden gemaakt van het niet nakomen door Y. van zijn verplichtigen voortvloeiende uit de schuldsaneringsregeling, deze regeling ook ten aanzien van haar dient te worden beëindigd.
4. X. richt een grief tegen de overweging van de rechtbank in de tussenbeschikking van 2 januari 2002 waarnaar het vonnis van 20 februari 2002 verwijst, dat het niet mogelijk is dat de huwelijksgemeenschap van haar en van Y. in twee verschillende regimes vallen en dat de verdeling van de onthouden huwelijksgemeenschap niet kan plaatsvinden vanwege de beschikkingsonbevoegdheid van de beide partijen.
5. het overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat ten aanzien van X. zich niet een der in artikel 288 Fw. genoemde gronden tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling voordoet. De vraag is of de beëindiging van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van haar thans ex-echtgenoot in verband met de bepaling van artikel 63 der faillissementswet ertoe leidt, dat ook ten aanzien van X. de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd, waardoor zij vanwege rechtwege in staat van faillissement komt te verkeren. het hof is van oordeel dat zulks niet het geval is. Door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand voordat Y. in staat van faillissement kwam te verkeren, in het karakter van de huwelijksgemeenschap veranderd in die zin, dat er sprake is van een ontbonden gemeenschap die voor verdeling vatbaar is. Zowel de curator als de bewindvoerder kunnen conform artikel 3:180 BW verdeling van de ontbonden gemeenschap vorderen, met dien verstande dat de crediteuren die een verhaalsrecht hebben op de ontbonden gemeenschap conform artikel 3:180 BW zich tegen de verdeling kunnen verzetten indien zij door de verdeling benadeeld worden. De conclusie is dan ook dat de rechtbank ten onrechte de schuldsaneringsregeling ten aanzien van X. dient te worden voortgezet.
Beslissing
Het hof
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Dordrecht van 20 februari 2002, voor zover afgewezen ten aanzien van X.
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de schuldsaneringsregeling ten aanzien vam X. dient te worden voortgezet;
verwijst de zaak naar de rechtbank Dordrecht ter zitting van die regeling;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige.
Dit arrest gewezen door mrs. In 't Velt-Meijer, Hehemann en Schaafsme uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.