ECLI:NL:GHSGR:2002:AE9597

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200014402
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord door moeder op haar minderjarige dochter

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 oktober 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte, een moeder, is beschuldigd van het medeplegen van de moord op haar minderjarige dochter, geboren op 23 maart 1984. De feiten zijn als volgt: op 15 februari 2001 heeft de verdachte samen met anderen haar dochter van het leven beroofd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte welbewust heeft samengewerkt met haar mededaders om haar dochter te doden, kennelijk om zich te ontdoen van de verantwoordelijkheden van het moederschap. De verdachte heeft hiermee het meest fundamentele recht van haar dochter, het recht om te leven, ontnomen. Het hof heeft de verdachte ten zeerste gekwalificeerd voor haar handelen, vooral gezien haar rol als moeder, en heeft de gevoelens van geschoktheid en onveiligheid in de maatschappij in overweging genomen.

Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Het hof heeft ook het rapport van het Pieter Baan Centrum in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend is voor deze ernstige zaak.

Uitspraak

rolnummer 2200014402
parketnummer 0903739701
datum uitspraak 29 oktober 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 28 november 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [datum] te [plaats].
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 23 april 2002, 6 mei 2002 en 15 oktober 2002.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest. De verdachte is terzake van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissing ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
5. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE
dat zij op 15 februari 2001 te Dordrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk met voorbedachte rade, [slachtoffer], geboren op 23 maart 1984, van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en (een van) haar mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] gewurgd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] (door verstikking) is overleden.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8. Nadere bewijsoverweging
Verdachte wordt - kort samengevat - verweten dat zij op 15 februari 2001 samen met een of meer anderen haar minderjarige dochter S. heeft vermoord.
De verdachte wist dat haar dochter S. gedood zou gaan worden indien niet door een huwelijk met haar vriend de schande van ontmaagding kon worden bedekt. Zij was op de hoogte van de weigering van deze vriend binnen afzienbare tijd met haar dochter te huwen. Met haar man en diens broer H., die op een binnen de familie als gezagsvol erkende wijze toestemming had gegeven voor het voltrekken van het lot van S., heeft zij met deze personen haar dochter meegeleid naar de woning van de moeder van de verdachte, waar het lot van het zestienjarige meisje zou worden voltrokken. Blijkens de verklaring van haar moeder beschikte de verdachte over een sleutel die toegang bood tot deze woning. Door haar handelwijze heeft de verdachte niet alleen ingestemd met de doding van haar dochter maar daar ook aan meegedaan. Daaraan doet niet af dat zij zelf vermoedelijk geen fysieke geweldshandelingen heeft verricht. De verdachte is vanaf de dreigende verwerkelijking van de moord tot de dood van haar dochter een feit was aanwezig geweest in de woning zonder zich op enigerlei wijze te distantiëren van deze toedracht.
9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1: medeplegen van moord.
10. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
11. Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaar met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft welbewust samen met één of meer anderen haar minderjarige dochter van het leven beroofd. Zij hebben hiermee het slachtoffer het meest fundamentele recht, het recht om te leven, ontnomen. Als moeder van S. is zij niet voor het leven van haar dochter opgekomen, maar heeft zij met haar mededaders haar dochter gedood, kennelijk om zich te ontdoen van een verantwoordelijkheid die zij als moeder niet langer wenste te dragen. De verdachte en haar mededaders hebben met hun daad gevoelens van geschoktheid en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt.
Het hof neemt het de verdachte ten zeerste kwalijk dat zij, als moeder van haar kind, niet voor haar dochter is opgekomen in zo'n beklemmende situatie.
Bij het opleggen van de straf heeft het hof voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum betreffende verdachte d.d. 23 september 2002, opgesteld door A.C. Bruijns, psychiater, C.M. van Deutekom, psycholoog en A.W.M. Mooij, zenuwarts.
Op basis van deze rapporten komt het hof tot de conclusie dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Koning, Silvis en Korvinus,
in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof
van 29 oktober 2002.
Mr. Korvinus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.