parketnummer 1006118001
datum uitspraak 1 juli 2002
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 21 december 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 juni 2002.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 3 primair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van het reeds ondergane voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4.Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair als eerste alternatief(poging moord) en 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd.
De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair als tweede alternatief, 2, 3 meer subsidiair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1. dat hij op 08 juni 2001 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, opzettelijk met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op die [slachtoffer 1], daarbij die [slachtoffer 1] treffend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. dat hij op 08 juni 2001 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen één kogel heeft afgevuurd op die [slachtoffer 2], daarbij die [slachtoffer 2] treffend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3 meer subsidiair. dat hij op 04 juli 2000 te Capelle aan den IJssel, in een trappenhuis van een flat gelegen aan de [straatnaam] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 3] meermalen met kracht telkens op/tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen;
4. dat hij op 25 september 2000 te Capelle aan den IJssel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een kapmes een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5. dat hij op 15 november 2000 te Rotterdam een persoon genaamd [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een mes tegen de linkerzij van die [slachtoffer 4] geduwd en
- aan die [slachtoffer 4] een mes getoond en/of voorgehouden
en daarbij die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "ga opzij, anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke driegende aard of strekking;
6. dat hij op 15 november 2000 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft zijn mededader opzettelijk dreigend
- aan die [slachtoffer 5] een mes getoond en voorgehouden en daarbij de woorden aan die [slachtoffer 5]
toegevoegd "ik steek je dood".
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
8.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. POGING TOT DOODSLAG;
2. POGING TOT DOODSLAG;
3. meer subsidiair; MISHANDELING;
4. POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
5. BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
6. MEDEPLEGEN VAN BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT.
9.Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte het verweer gevoerd dat de verdachte ten aanzien van de feiten die onder 1 en 2 zijn tenlastegelegd een beroep doet op psychische overmacht.
De raadsman heeft ter onderbouwing van dit verweer aangevoerd dat er een al jaren slepende vete tussen de familie [naam] en familie [naam] ten grondslag ligt aan de gepleegde feiten. De verdachte is al verschillende malen bedreigd en mishandeld door [slachtoffer 1]. De verdachte heeft meermalen aangifte bij de politie gedaan, maar daar is geen actie op ondernomen. Een bemiddelend gesprek tussen de beide families is op niets uitgelopen.
Nadat verdachte in de metro is bedreigd door [slachtoffer 1] is hij zich gaan bewapenen ter verdediging. Deze lange reeks van incidenten, het uitblijven van adequate steun van de politie en het laag gemiddeld intelligentieniveau van de verdachte, hebben er toe geleid dat de verdachte onder dermate zware psychische druk is komen te staan dat verdachte op 8 juni 2001 niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan.
Het hof verwerpt dit verweer.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij er een moment over heeft gedacht om de confrontatie uit de weg te gaan, toen hij op 8 juni 2001 [slachtoffer 1] in de auto bij het metrostation de Koperwiek zag zitten, en toen heeft besloten dit niet te doen. De verdachte is niet weggegaan, maar heeft zijn pistool uit zijn tas gehaald en op die [naam] geschoten. Na dit eerste schot is het slachtoffer meteen met de auto weggereden, maar de verdachte bleef schieten. Het hof leidt hieruit af dat het de verdachte was die de confrontatie opzocht en niet het slachtoffer. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte zelf herhaaldelijk de confrontatie met de familie [naam] opzocht. Gelet op het vorenoverwogene acht het hof niet aannemelijk dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten door de verdachte zijn begaan onder een zodanige psychische druk van de omstandigheden dat hierdoor zijn wilsvrijheid was aangetast en hij redelijkerwijs niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan.
Het beroep op psychische overmacht faalt.
Omtrent verdachte zijn rapporten opgemaakt door Dr. [naam], psychiater, d.d. 3 oktober 2001, en door Drs. [naam], psycholoog, d.d. 25 oktober 2001. Beide deskundigen komen tot de conclusie dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De advocaat-generaal mr. [naam] heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4,
5 en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op twee broers [naam]. De aanleiding van de feiten ligt in een jarenlange vete tussen de familie van de verdachte en die van de slachtoffers, waarbij zich over en weer incidenten hebben voorgedaan. Verdachte voelde zich na een mishandeling door [slachtoffer 1] zo bedreigd dat hij een pistool heeft aangeschaft. Toen de verdachte [slachtoffer 1] op die bewuste 8 juni 2001 zag zitten in zijn auto bij het metrostation, besloot hij de confrontatie niet uit de weg te gaan. De verdachte heeft meerdere malen met het pistool schoten afgevuurd op [slachtoffer 1] die in zijn auto zat. [slachtoffer 1] is door een van de kogels in zijn zij geraakt. Ook toen [slachtoffer 1] met zijn auto er vandoor ging bleef de verdachte schoten op [slachtoffer 1] afvuren.
Toen de broer van het slachtoffer probeerde in te grijpen en verdachte op de rug sprong, ontstond er een worsteling en gooide de verdachte [slachtoffer 2] van zijn rug op de grond en schoot hem direct in de rug. Hierbij heeft het slachtoffer [slachtoffer 2] volgens diens verklaring blijvend letsel opgelopen en moet hij de rest van zijn leven in een rolstoel doorbrengen.
Dit zijn zeer ernstige feiten. Dergelijke feiten vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Dit soort delicten veroorzaken en versterken de gevoelens van onrust en onveiligheid in onze samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en een poging tot zware mishandeling. Deze feiten houden ook verband met de familievete en kunnen evenmin worden getolereerd in deze maatschappij.
Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen en het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Daartoe heeft hij in een tram met een mes in de zij van een vrouw geduwd en haar bedreigd alsmede samen met zijn mededader de vriend van die vrouw bedreigd, omdat hij die vriend een lesje wilde leren. Ook dit zijn feiten die de onveiligheid in de samenleving versterken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof mede acht geslagen op de inhoud van de reeds vermelde rapporten van Dr. [naam], psychiater, en Drs. [naam], psycholoog. Beide komen tot de conclusie dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 285, 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair als eerste alternatief en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair als tweede alternatief, 2, 3 meer subsidiair, 4, 5 en 6 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES (6) JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs. [namen], in bijzijn van de griffier mr. [naam].
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 juli 2002.