ECLI:NL:GHSGR:2002:AE5316
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- A. Vrij
- J. Looten
- M. Mendlik
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding inzake schuldsanering en boeteverplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 20 juni 2002 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De appellant, wonende te [woonplaats], heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de president van de rechtbank te 's-Gravenhage, dat op 28 november 2001 was gewezen. De zaak betreft de vraag of de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), gehouden is om mee te werken aan een minnelijke schuldsaneringsregeling die door de Groningse Kredietbank (GKB) is voorgesteld. Dit voorstel werd gedaan namens de appellant, die geconfronteerd werd met een aanzienlijke schuldenlast en boetes voor snelheidsovertredingen die hij had begaan.
De president van de rechtbank had de vordering van de appellant afgewezen, en het hof heeft de grieven van de appellant in volle omvang beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de Staat niet kan worden beschouwd als een gewone crediteur, omdat het CJIB belast is met de inning van boetes die zijn opgelegd op basis van de Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV). Het hof oordeelt dat de wet geen ruimte biedt voor kwijtschelding van boetes, en dat de Staat niet verplicht is om mee te werken aan een buitengerechtelijke schuldsanering.
De appellant heeft aangevoerd dat hij bezwaren heeft tegen de WSNP-regeling, omdat dit zou leiden tot bekendheid van zijn schuldsanering bij de gemeente. Het hof oordeelt echter dat deze reden onvoldoende gewicht heeft om de Staat te dwingen om van zijn aanspraken af te zien. Uiteindelijk heeft het hof de grieven van de appellant verworpen en het bestreden vonnis bekrachtigd, waarbij de kosten van het hoger beroep voor rekening van de appellant komen.