ECLI:NL:GHSGR:2002:AE5311

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/1119 KG
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Vrij
  • A. de Groot
  • J. Meijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake beslag op documenten van Hosam Yassin Ghadban

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 mei 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Hosam Yassin Ghadban tegen de Staat der Nederlanden. Ghadban, verblijvende te Rotterdam, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de president van de rechtbank 's-Gravenhage, dat op 19 september 2001 was gewezen in kort geding. Ghadban had in oktober 2001 beslag laten leggen op zijn documenten, waaronder een Syrisch paspoort, na zijn aanhouding op de luchthaven Schiphol op verdenking van het in bezit hebben van een vals reisdocument. Hij vorderde in kort geding de Staat te gebieden tot afgifte van de documenten, dan wel maatregelen te treffen zodat hij ongestoord kon terugreizen naar de Verenigde Staten, waar hij sinds 1998 legaal verblijft en werkt als computerprogrammeur.

De president van de rechtbank had de vorderingen van Ghadban afgewezen, met de overweging dat hij de procedure van artikel 552a Sv had gevolgd en dat de Staat niet verplicht was om maatregelen te treffen voor zijn terugreis. Ghadban voerde in zijn grieven aan dat de president onvoldoende rekening had gehouden met de spoedeisendheid van de zaak en dat er geen ruimte was voor de inbeslagneming van niet-reisdocumenten. Het hof oordeelde dat de beklagprocedure van artikel 552a Sv voldoende waarborgen biedt en dat Ghadban niet tijdig cassatieberoep had ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de president en oordeelde dat de grieven van Ghadban falen. Ghadban werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor betrokkenen om tijdig gebruik te maken van rechtsmiddelen en de beperkingen van de rechtsgang in kort geding.

Uitspraak

Uitspraak: 16 mei 2002
Rolnummer: 01/1119 KG
Rolnr. Rb.: KG 01/678
HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van:
Hosam Yassin GHADBAN,
verblijvende te Rotterdam,
appellant,
hierna te noemen: Ghadban,
procureur: mr. T. Bissessur,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Staat,
procureur: mr. A.T.M. ten Broeke.
Het geding
Bij exploot van 2 oktober 2001 is Ghadban in hoger beroep gekomen van het vonnis van 19 september 2001, door de president van de rechtbank te
's-Gravenhage in kort geding tussen partijen gewezen. Bij memorie van grieven heeft Ghadban twee grieven tegen het vonnis aangevoerd, welke door de Staat bij memorie van antwoord zijn bestreden. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Nu niet is opgekomen tegen de juistheid van de onder r.o. 1 van het bestreden vonnis door de president vastgestelde feiten, zal ook het hof van deze feiten uitgaan.
2. Het gaat blijkens de stukken in deze zaak om het volgende. Ghadban is op 2 mei 2001 op de luchthaven Schiphol aangehouden op verdenking van het in bezit hebben van een vals reisdocument (artikel 231 Sr). In verband daarmee is onder Ghadban beslag gelegd op een nationaal paspoort van Syrië alsmede op bij verder onderzoek ex artikel 61c Sv aangetroffen documenten te weten: een verblijfsvergunning voor de VS, een identiteitskaart van de staat Indiana, een rijbewijs van de staat New Jersey en een Social-Security kaart, alle ten name van Ghadban. Na onderzoek constateerde de Koninklijke Marechaussee dat het paspoort vals is. Ghadban heeft op 11 juni 2001 een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv ingediend bij de rechtbank Haarlem, met het verzoek tot opheffing van het op de genoemde documenten gelegde beslag en teruggave daarvan aan Ghadban. Het verzoek is bij beschikking van 26 juli 2001 ongegrond verklaard.
3. Ghadban vordert in dit kort geding de Staat te gebieden tot afgifte van de documenten over te gaan, dan wel de Staat dusdanige maatregelen op te leggen dat hij ongestoord kan terugreizen naar de VS. Ghadban legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij, van de Syrische nationaliteit zijnde, sinds 1998 legaal in de VS verblijft en aldaar werkzaam is als computerprogrammeur. Hij stelt dat hij niet beschikt over een vals paspoort respectievelijk dat het inbeslaggenomen paspoort niet vals is. Verder stelt hij dat indien hij niet spoedig kan terug keren naar de VS, ontslag dreigt. Daarnaast lijdt het bedrijf waarvoor hij werkt vanwege zijn afwezigheid schade. In de VS zou eventueel een nadere inhoudelijke toets van de documenten kunnen plaatsvinden.
4. De president heeft de vorderingen afgewezen. Hij overweegt ten aanzien van de vordering tot afgifte van de documenten dat Ghadban de daartoe geëigende procedure van artikel 552a Sv heeft gevolgd. Deze procedure dient te worden aangemerkt als een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang. Ghadban heeft verzuimd tegen de gegeven beschikking cassatieberoep in te stellen en het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat er aan in de weg dat thans in kort geding een nieuwe beoordeling kan worden gevraagd. In verband met de - subsidiair - gevraagde maatregelen voor een ongestoorde terugreis naar de VS overweegt de president dat de Staat het niet in zijn macht heeft daaraan te voldoen. Ook kan van de Staat geen bemiddeling worden verwacht, nu de authenticiteit van de documenten in het geding is. Met twee grieven komt Ghadban op tegen dit oordeel en tegen deze beslissing.
5. In de eerste grief betoogt Ghadban dat bij de procedure ex
artikel 552a Sv slechts een marginale strafrechtelijke toetsing plaatsvindt en dat hij wegens het spoedeisende karakter van het onderhavige geval, ook als hij de zaak in cassatie zou "aankaarten", op een voorziening van de president in kort geding zou zijn aangewezen. Voorts wordt door Ghadban gesteld dat overeenkomstig strafrechtelijke jurisprudentie naast beslag op het paspoort geen ruimte is voor de inbeslagneming van de niet-reisdocumenten. De president heeft hiermee onvoldoende rekening gehouden. Tenslotte voert Ghadban aan dat de rechtbank Haarlem in de artikel 552a Sv-procedure niet is toegekomen aan een oordeel met betrekking tot de overige documenten, nu de Officier van Justitie zich daartegen verzette. Hier lag een (aanvullende) taak voor de kortgedingrechter, aldus Ghadban.
6.1. De grief faalt. Het is vaste jurisprudentie dat de beklagprocedure van artikel 552a Sv e.v. een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang is. Ghadban heeft die procedure ook gevolgd. In dat kader is zijn tot opheffing van het beslag en teruggave van alle inbeslaggenomen documenten strekkende beklag bij beschikking van 26 juli 2001 ongegrond verklaard. Tegen de beschikking stond op grond van artikel 552d Sv gedurende twee weken cassatieberoep open. Als Ghadban het niet eens was met de beslissing van de rechtbank had hij daarvan gebruik kunnen maken en daarnaast, zonodig, een voorziening in kort geding kunnen vragen als ten deze primair door hem gevorderd en door de rechtbank op grond van de met grief 1 bestreden overweging afgewezen. Toewijzing van die voorziening zou (ook in dat geval) slechts mogelijk zijn geweest indien er met de daarvoor nodige mate van waarschijnlijkheid vanuit gegaan zou kunnen worden dat zijn cassatieberoep doel zou treffen. Nu de cassatietermijn onbenut is verstreken, is er geen plaats voor een met de beschikking van de rechtbank strijdige voorziening in kort geding.
6.2. Met de Staat is het hof tenslotte van oordeel dat de stelling van Ghadban dat in de artikel 552a Sv-procedure niet zou zijn geoordeeld over de niet-reisdocumenten, niet te rijmen valt met de overwegingen van de beschikking van 26 juli 2002.
7. Grief 2 betoogt dat de Staat langs "internationale justitionele weg" Ghadban zou kunnen "overdragen" aan de VS, opdat hij aldaar zijn sociaal-maatschappelijk leven zou kunnen hervatten, in afwachting van nadere ontwikkelingen.
8. Deze grief kan evenmin slagen. Voor de Staat bestond en bestaat geen rechtsplicht om maatregelen te treffen en/of bij de Amerikaanse autoriteiten te bemiddelen ten behoeve van de (terug)reis van Ghadban naar de VS. Gelet op de tegen hem gerezen verdenkingen mocht en mag Ghadban dat ook in redelijkheid niet van de Staat verwachten. Dit geldt temeer indien Ghadban - zoals vermeld in de memorie van antwoord - op 10 oktober 2001 terzake van het feit waarvan hij is verdacht door de politierechter te Haarlem tot gevangenisstraf is veroordeeld, waarbij het Syrische paspoort aan het verkeer is onttrokken en de teruggave van de overige documenten aan de verstrekkende instanties is gelast.
9. Aangezien de grieven falen, zal het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. Ghadban zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
- veroordeelt Ghadban in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de Staat begroot op € 230,52 aan verschotten en € 772,-- voor salaris van de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Vrij, De Groot en Meijer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2002 in aanwezigheid van de griffier.