ECLI:NL:GHSGR:2002:AE3136

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
844-H-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
  • A. Labohm
  • J. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en toewijzing huurrecht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 maart 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding en de toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank te 's-Gravenhage een verzoek ingediend tot echtscheiding en, subsidiair, tot scheiding van tafel en bed. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de man in hoger beroep ging. De vrouw, verweerder in hoger beroep, heeft geen verweerschrift ingediend en is niet verschenen op de zitting van 27 februari 2002.

De man verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en zijn verzoek tot echtscheiding alsnog toe te wijzen. Hij deed daarbij een rechtskeuze voor het Nederlands recht, wat in eerste aanleg niet was gesteld. Het hof oordeelde dat, nu de rechtskeuze in hoger beroep niet was betwist, het verzoek tot echtscheiding toewijsbaar was op basis van de relevante wetgeving. Het hof heeft vastgesteld dat de man belang had bij de toewijzing van het huurrecht aan de vrouw, aangezien zij in de echtelijke woning woonachtig was en de man deze woning had verlaten.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en de echtscheiding uitgesproken, waarbij de vrouw als huurster van de echtelijke woning aan de Schoeplaan 121 te 's-Gravenhage werd aangewezen. De beschikking werd voor wat betreft het huurrecht uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de rechters Fockema Andreae-Hartsuiker, Labohm en Van Leuven, en is openbaar uitgesproken op 27 maart 2002.

Uitspraak

Uitspraak : 27 maart 2002
Rekestnummer : 844-H-01
Rekestnr. rechtbank : 00-4691
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te 's-Gravenhage,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. P. Spaans-Toet,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te 's-Gravenhage,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP
De man is op 22 oktober 2001 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te 's-Gravenhage van 29 augustus 2001.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Op 27 februari 2002 is de zaak mondeling behandeld. De vrouw is, hoewel daar-toe behoor-lijk opge-roepen, niet ter zitting versche-nen.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen het volgende vast.
Bij verzoekschrift dat op 31 juli 2000 bij de rechtbank te 's-Gravenhage is ingekomen heeft de man verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om tussen de partijen, met elkaar gehuwd [in] 1964, de echtscheiding subsidiair de scheiding van tafel en bed uit te spreken en te bepalen dat de vrouw in het vervolg huurster zal zijn van de echtelijke woning, gelegen te 's-Gravenhage aan de Schoeplaan 121.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek tot echtscheiding en het subsidiaire verzoek tot scheiding van tafel en bed afgewezen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, alsnog zijn in eerste aanleg gedane verzoek toe te wijzen.
2. De man verzoekt alsnog de echtscheiding uit te spreken en doet daarbij een rechtskeuze voor het Nederlands recht. Namens de man is door een omissie in eerste aanleg abusievelijk niet gesteld dat hij een rechtskeuze doet voor toepassing van het Nederlands recht bij zijn verzoek tot echtscheiding.
3. Nu de man in hoger beroep alsnog een rechtskeuze heeft gedaan voor Nederlands recht en die keuze onweersproken is gebleven, is het hof van oordeel dat het echtscheidingsverzoek van de man op grond van het bepaalde in artikel 1 lid 4 van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, toewijsbaar is. Gelet op het vorenstaande kan het in eerste aanleg gedane echtscheidingsverzoek alsnog worden toegewezen.
4. Op grond van artikel 7 Wet AB worden rechten die betrekking hebben op onroerende zaken beheerst door het recht waar de onroerende zaak is gelegen. Op grond van artikel 7A:1623 g BW is de man bevoegd om de rechter te verzoeken om het huurrecht toe te wijzen aan één der echtgenoten. Ter zitting heeft de man verklaard dat de vrouw woonachtig is in de woning aan de Schoeplaan 121 te Den Haag, alsmede heeft hij verklaard dat hij de woning al geruime tijd geleden heeft verlaten. De man heeft er naar het oordeel van het hof belang bij dat onder de gegeven omstandigheden het huurrecht aan de vrouw wordt toegewezen. Het hof wijst het huurrecht aan de vrouw toe.
5. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw beschik-ken-de:
spreekt tussen de partijen, met elkaar gehuwd [in] 1964 te Rabat (Marokko), de echtscheiding uit;
bepaalt dat de vrouw huurster zal zijn van de echtelijke woning gelegen aan de Schoeplaan nr. 121 te 's-Gravenhage;
verklaart deze beschikking voor zover het het huurrecht betreft uitvoerbaar bij voor-raad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Fockema Andreae-Hartsuiker, Labohm en Van Leuven, bijge-staan door Suderée als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 27 maart 2002.