ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0510

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200165301
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Hamaker
  • G. Gerritzen
  • J. Teulings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige beroving met bedreiging en diefstal in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 19 december 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 16 juli 2001. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Zoetermeer' en werd beschuldigd van een gewelddadige beroving die plaatsvond op 17 februari 2001 te 's-Gravenhage. De verdachte en zijn mededaders hebben een portemonnee, een telefoon, kleding, schoenen en ringen weggenomen van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Deze diefstal ging gepaard met geweld en bedreiging, waaronder het meermalen slaan en schoppen van de slachtoffers, het tonen van een mes en/of vuurwapen, en het dreigen met de dood. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een zeer gewelddadige beroving, waarbij de slachtoffers ernstig zijn bedreigd en mishandeld. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof achtte de strafbaarheid van de verdachte wel bewezen. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vier jaren geëist, met toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij tot een bedrag van ƒ 6064,90. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, aangezien de verdachte deze niet had betwist. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest, en de verplichting tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

rolnummer 2200165301
parketnummers 0992543601
datum uitspraak 19 december 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 16 juli 2001 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Zoetermeer' te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 december 2001.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, met betaling van de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE:
dat hij op 17 februari 2001 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud en een telefoon en kleding en schoenen en ringen, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit
- het meermalen slaan en schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het tonen van een mes en/of een vuurwapen / een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het richten van dat / een vuurwapen / op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1]
- het (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat hij zou worden doodgeschoten als hij zou schreeuwen en
- het (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] zeggen dat hij zou worden doodgeschoten als hij geen geld zou geven en
- het vasttapen van de handen en de voeten van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1]
- het meermalen met een (bar) kruk slaan tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1];
Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal [advocaat-generaal] heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van ƒ 6064,90, alsmede oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van ƒ 6064,90, subsidiair zestig dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige beroving in een woning. Verdachte en/of zijn mededaders hebben hun slachtoffers geschopt en tot bloedens toe geslagen en dezen vervolgens aan handen en voeten getaped. Tevens hebben verdachte en/of zijn mededaders de slachtoffers gedreigd met een vuurwapen en een mes en bedreigd met de dood. Voorts hebben verdachte en zijn mededaders de woning doorzocht en een geldbedrag en enige goederen meegenomen.
Een dergelijk delict wordt door wie het overkomt als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededaders hun hebben aangedaan. Daarnaast brengen zulke feiten ook angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid bij de burgers teweeg.
Het hof is dan ook van oordeel dat gelet op de generale en speciale preventie alleen een geheel onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf en wel van na te melden duur een passende reactie vormt. Voor zoveel nodig merkt het hof hierbij nog op, dat voor de strafbepaling van geen belang is of de verdachte - naar hij stelt - minder geweld heeft gebruikt dan zijn mededaders, aangezien hij als mededader strafrechtelijk medeaansprakelijk is voor het door zijn mededaders gebruikte geweld.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij], wonende aan het [adres] te [woonplaats], zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde tot een bedrag van ƒ 6064,90.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 6064,90 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende aan het [adres] te [woonplaats] tot het gevorderde bedrag van ZESDUIZEND VIERENZESTIG GULDEN EN NEGENTIG CENT.
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van ZESDUIZEND VIERENZESTIG GULDEN EN NEGENTIG CENT ten behoeve van het slachtoffer, welk bedrag bij gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door hechtenis voor de tijd van ZESTIG dagen.
Bepaalt dat door voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van het bedrag van ZESDUIZEND VIERENZESTIG GULDEN EN NEGENTIG CENT ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van ZESDUIZEND VIERENZESTIG GULDEN EN NEGENTIG CENT komt te vervallen, alsmede dat door betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij van het bedrag van ZESDUIZEND VIERENZESTIG GULDEN EN NEGENTIG CENT komt te vervallen indien en voor zover door eventuele mededaders een bedrag in de vorm van schadevergoeding aan deze benadeelde partij is betaald.
Dit arrest is gewezen door mrs Hamaker, Gerritzen en Teulings, in bijzijn van de griffier mr Kleijne.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 december 2001.