ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0272

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2200032301
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Hamaker
  • G. Gerritzen
  • P. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en diefstal door financieel administrateur van scholengemeenschap

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht, waarin de verdachte, een financieel administrateur van een scholengemeenschap, is veroordeeld voor verduistering en diefstal. De feiten zijn gepleegd in de periode van 14 augustus 1998 tot en met 16 september 1999, waarbij de verdachte meermalen geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan de Scholengemeenschap. In eerste aanleg is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest, en is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van f.5.000.000,-- ten behoeve van de benadeelde partij.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof de vordering van de benadeelde partij opnieuw beoordeeld. De verdachte heeft de vordering niet betwist, maar zijn raadsman heeft aangevoerd dat de school zelf medeschuld heeft aan de geleden schade door het niet controleren van rekeningafschriften. Het hof heeft echter geoordeeld dat, ongeacht de eventuele tekortkomingen van de school, de verdachte volledig aansprakelijk is voor de verduistering en diefstal. De ernst van de feiten en de herhaalde beslissingen van de verdachte om geld te stelen, wegen zwaarder dan de argumenten van de verdediging.

Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf. Daarnaast is de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met haar vordering. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juli 2001.

Uitspraak

parketnummer 1100506500
datum uitspraak 20 juli 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 24 augustus 2000 in de strafzaak tegen de verdachte:
Naam verdachte
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het
onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 juli 2001.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
3. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
Voorts is aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel opgelegd als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
4. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
BIJLAGE:
1. dat hij in de periode van 14 augustus 1998 tot en met 16 september 1999 te Oud-Beijerland, meermalen, telkens opzettelijk geldbedragen van bankrekeningnummer [nummer], welke geldbedragen toebehoorden aan de Scholengemeenschap [slachtoffer] en welke geldbedragen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van financieel administrateur van voormelde scholengemeenschap, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2. dat hij op een of meer tijdstippen gelegen in de periode van 25 juni 1998 tot en met 31 januari 2000 te Oud-Beijerland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geldbedragen (van bankrekeningnummer [nummer]) toebehorende aan de Scholengemeenschap [slachtoffer];
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
1. Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
2. Diefstal, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
9. Strafmotivering
De advocaat-generaal mr. De Wit heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest, en dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen tot een bedrag van f.5.000.000,--.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd
ten behoeve van de benadeelde partij tot een bedrag van f.5.000.000,--.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in zijn functie van administrateur van een scholengemeenschap tot twee maal toe een geldbedrag van in totaal ruim f.90.000,-- verduisterd. Daarnaast heeft hij in een periode van anderhalf jaar talloze malen geldbedragen van zijn werkgeefster gestolen, tot een bedrag groter dan f.5.500.000,--.
Deze feiten zijn kennelijk ingegeven door vergaande naïviteit van verdachte tegenover een prostituée en trawanten in haar omgeving. Dit neemt niet weg dat verdachte talloze malen het besluit heeft genomen grote bedragen van zijn werkgeefster te stelen.
Dit laatste gegeven (die talloze malen) weegt voor het hof zó zwaar dat het van oordeel is dat, niettegenstaande bedoelde onnozelheid, alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft de benadeelde partij zich gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een bedrag van f.5.000.000,--.
In hoger beroep is deze vordering wederom aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de school zelf medeschuld heeft aan de door haar geleden schade door de binnengekomen rekeningafschriften niet te controleren. Het hof wil er veronderstellenderwijs van uitgaan dat de hoogte van het door verdachte verduisterde en gestolen bedrag mede een gevolg is van het feit dat de rekeningafschriften niet door anderen (binnen de school) dan de verdachte zijn gecontroleerd.
Desondanks is de verdachte tegenover de school ten volle voor het door hem verduisterde en gestolen bedrag aansprakelijk, aangezien de (eventuele) tekortkoming van de school in het niet valt bij de ernst van de ten laste van verdachte bewezen feiten en waarbij die ernst dan weer in het bijzonder wordt bepaald door het telkens genomen besluit om wederom van de school te stelen.
Aldus dient de vordering van de school ten volle te worden toegewezen. De verdachte dient daarbij te worden
veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 310, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER JAAR.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van VIJF MILJOEN GULDEN (f.5.000.000,--) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met haar vordering heeft gemaakt -welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mrs. Hamaker, Gerritzen en Huijgen, in bijzijn van de griffier Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 juli 2001.
Mr. Huijgen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.