ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0258

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
992580399
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Koning
  • A. Reinking
  • J. Abels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en poging tot moord met vuurwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 23 februari 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor het medeplegen van moord en poging tot moord, alsook voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie van categorie II. De verdachte, geboren op Curaçao in 1975 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Schie' te Rotterdam, was betrokken bij een schietpartij op 10 april 1999 in 's-Gravenhage. Tijdens deze schietpartij heeft de verdachte samen met mededaders opzettelijk en met voorbedachten rade kogels afgevuurd op meerdere slachtoffers, wat resulteerde in de dood van een van hen en verwondingen bij anderen. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk doden van [slachtoffer 1] en het proberen te doden van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, en het hof bevestigde deze straf, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte opnieuw veroordeelde tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

rolnummer 2200298699
parketnummer 0992580399
datum uitspraak 23 februari 2001
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 15 november 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [...] 1975,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Schie"
te Rotterdam.
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de
terechtzitting in hoger beroep van 9 februari 2001.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste
aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
3. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
4. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
1.
dat hij op 10 april 1999 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en een of meer van zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen kogels afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
dat hij op 10 april 1999 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op of in de richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
dat hij op 10 april 1999 te 's-Gravenhage een wapen van categorie II, een jachthalsgeweer en munitie van categorie II voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van moord.
2. primair: Medeplegen van poging tot moord, meermalen
gepleegd.
3. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van
de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met
betrekking tot een vuurwapen van categorie II.
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van
de Wet wapens en munitie.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. Strafmotiverinq
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een schietpartij een nacht eerder, waarbij een van verdachtes mededaders het doelwit was, is het plan beraamd om met de toenmalige schutter's) "af te rekenen". Voorzien van vuurwapens hebben verdachte en zijn mededaders die personen opgewacht. De auto waarin zij arriveerden is direct onder vuur genomen.
De auto werd met kogels doorzeefd, waardoor ook de inzittenden door kogels werden getroffen. Voorts heeft verdachte éénmaal in de richting van die auto geschoten.
Een van de inzittenden is om het leven gekomen. De anderen zijn gewond geraakt, onder wie één zo ernstig, dat hij voor de rest van zijn leven deels verlamd zal blijven. Verdachte heeft met zijn mededaders aldus het recht in eigen hand genomen en dat op een uiterst grove wijze, waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van moord en een drievoudige poging daartoe. Moord is een van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders de andere inzittenden in een levensbedreigende situatie gebracht. Zij hebben deze mensen, alsmede anderen die de gebeurtenissen hebben gezien of daarvan hebben gehoord, schrik toegebracht en bij hen gevoelens van grote onveiligheid teweeggebracht.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met een langdurige gevangenisstraf. Het hof houdt bij het bepalen van de duur ten voordele van de verdachte rekening met het feit dat het initiatief tot het plegen van deze feiten niet van verdachte is uitgegaan. Wel laat het hof zwaar wegen dat verdachte zelf ook gericht op de auto, waarin de slachtoffers zaten, heeft geschoten.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en SS van de Wet wapens en munitie.
10. BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Koning, Reinking en Abels, in bijzijn van de griffier Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 februari 2001