ECLI:NL:GHSGR:2001:AE0256

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
900406599
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Koning
  • Reinking
  • Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het invoeren van 1866 kg cocaïne met gebruik van een verborgen ruimte op een zeeschip

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 30 januari 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Peru en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Oosterhoek' te Grave, was aangeklaagd voor het medeplegen van het opzettelijk invoeren van ongeveer 1866 kilogram cocaïne in Nederland. Dit gebeurde op 23 december 1999 te Amsterdam, waarbij gebruik werd gemaakt van een zeeschip met een verborgen ruimte onder de kapiteinshut. De cocaïne was eerder vanuit Venezuela naar Nederland vervoerd.

Het hof oordeelde dat het vonnis van de rechtbank niet in stand kon blijven, omdat het hof zich niet kon verenigen met de eerdere beslissing. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verdachte had een actieve rol in het transport van de cocaïne en was op de hoogte van de voorgenomen invoer. Het hof benadrukte de ernst van het feit, gezien de grote hoeveelheid cocaïne en de impact daarvan op de volksgezondheid en de samenleving.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de meewerkende houding van de verdachte, maar vond dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend was. Daarnaast werd een bedrag van 1701 US dollar, dat aan de verdachte toebehoorde en verkregen was door middel van het bewezenverklaarde feit, verbeurd verklaard. De teruggave van andere inbeslaggenomen voorwerpen werd gelast. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 33, 33a, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

Rolnummer 2200188500
Parketnummer 0900406599
Datum uitspraak 30 januari 2001
Tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 5 juli 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Peru) op [...] 1967,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Oosterhoek' te Grave.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 16 januari 2001.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage:
Hij op 23 december 1999 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1866 kilogram van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezen verklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest en met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als nader omschreven in de vordering ter terechtzitting van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het invoeren van een zeer grote hoeveelheid cocaïne in Nederland.
Daartoe is gebruik gemaakt van een schip "[ ]" met een verborgen ruimte onder de kapiteinshut, welke ruimte speciaal voor het vervoer van verdovende middelen was ingericht. V oor de kust van Venezuela is tweemaal een speedboot langs gekomen met pakketten cocaïne die door de bemanning aan boord zijn gebracht en in de verborgen ruimte zijn opgestapeld. De cocaïne is vervolgens naar Amsterdam vervoerd.
Verdachte, gelokt door het "grote geld", was van tevoren op de hoogte van de voorgenomen invoer van de cocaïne. Verdachte was werkzaam als derde officier van de "[ ]" en had een actieve rol binnen het geheel. Verdachte onderhield gedurende het cocaïnetransport het contact met personen in de organisatie, die het transport regelden.
Cocaïne is een stof die een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt, tot vele vormen van criminaliteit leidt en het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevordert, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Handelingen die er op zijn gericht dergelijke stoffen in te voeren, dienen dan ook streng te worden bestraft. De invoer van ongeveer 1866 kg cocaïne is een ernstige schending van de Opiumwet.
Anderzijds houdt het hof rekening met de meewerkende houding van de verdachte.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
Beslag
Het inbeslaggenomen voorwerp, vermeld onder nummer I van de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten Geld, buitenlands, 1701 US $, zal worden verbeurdverklaard, zijnde dit voorwerp voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehorende voorwerp door middel van het bewezenverklaarde feit is verkregen.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Het hof zal de teruggave gelasten van de voorwerpen vermeld onder nummers 2 en 3 van de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten Geld, buitenlands, 67000 Colombiaanse pesos en Geld, buitenlands, 3 $ Trinidad.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het voorwerp vermeld onder nummer 1 van de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen vermeld onder nummers 2 en 3 van de Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Reinking en Davids,
in bijzijn van de griffier mr. Brommer.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 januari 2001.