ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9755

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1010002900
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Hamaker
  • W. Wurzer
  • A. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en poging tot afpersing in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 november 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en poging tot afpersing in vereniging. De verdachte, geboren op 26 november 1974 en thans gedetineerd, heeft op 20 april 2000 samen met anderen een gewapende overval gepleegd op een postagentschap in Heijplaat, gemeente Rotterdam. Tijdens deze overval heeft de verdachte, gewapend met vuurwapens of vuurwapen gelijkende voorwerpen, de aanwezigen bedreigd en gedwongen op de grond te gaan liggen. De overval resulteerde in de diefstal van geld, strippenkaarten, telefoonkaarten en andere goederen, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen de slachtoffers niet werd geschuwd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan deze ernstige feiten, die door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend zijn ervaren.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, maar het hof oordeelde dat deze straf onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Het hof heeft daarom de straf verhoogd naar zes jaar gevangenisstraf. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de verdachte ten behoeve van de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn grotendeels toegewezen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partijen voldoende bewijs hebben geleverd van de geleden schade. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt in het kader van deze procedure. Dit arrest is gewezen in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer 2200241200
Parketnummer 1010002900
Datum uitspraak 9 november 2000
Tegenspraak
GERECHTSHOF TE s’-GRAVENHAGE
Meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
Gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van meervoudige kamer van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 16 augustus 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te Curacao (Nederlandse Antillen) op 26 november 1974,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 26 oktober 2000.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage
1.
hij op 20 april 2000 te Heijplaat, gemeente Rotterdam, in een postagentschap/ winkel gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag aan geld en strippenkaarten en telefoonkaarten en sloffen sigaretten en een ISDN tester, toebehorende aan [slachtoffer] of [slachtoffer] of ING/ Postbank N.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten van een of meer vuurwapens althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: “Geld, geld, geld” en “Kluis, kluis” en “Je portemonnee, je geld”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/ of strekking en
-slaan en/ of schoppen van die [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-houden van een vuurwapen in de nabijheid van het hoofd van die [slachtoffer] en het afvuren van een kogel;
2.
hij op 20 april 2000 te Heijplaat, gemeente Rotterdam, in een postagentschap/ winkel gelegen aan de [adres] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer] welke bedreiging met geweld bestond uit het:
tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten en/ of gericht houden op en/ of in de richting van die [slachtoffer] van
-een of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen
-aldus die [slachtoffer] dwingen op de grond te gaan liggen en
-tegen die [slachtoffer] zeggen: “Money, money”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/ of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 20 april 2000 te Rotterdam in een postagentschap/ winkel gelegen aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade, inhoudende een bedrag aan geld, toebehorende aan ING/ Postbank N.V. of Postkantoor Winkel Peters B.V., in elk geval aan anderen dan verdachte en zijn mededaders,
en met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassalade, inhoudende een bedrag aan geld en een tas en een portemonnee en een rijbewijs en een girobetaalpas en een creditcard en een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] of ING/ Postbank N.V. of Postkantoor Winkel Peters B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
-tonen en/ of voorhouden aan en/ of richten en/ of gericht houden van een of meer vuurwapens, althans op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en
-uiten van de woorden: Geld, geld, geld” en: “Ik maak je kapot en geen geintjes” en: “Ga liggen” en: “Geld, geld, maak de kassa open”, althans woorden van een gelijke (dreigende) aard en/ of strekking en
-die [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] aldus dwingen op de grond te gaan liggen en
-slaan en schoppen en/ of trappen van die [slachtoffer];
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan ,op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een
aan dit arrest gehechte bij lage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het "feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: voortgezet te handeling van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd doortwee of meer verenigde personen
en diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest, en tot betaling
van de schade geleden door de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van voorarrest, tot teruggave aan de verdachte van een paar veterschoenen, kleur bruin en een mobiele telefoon, merk Ericsson, type T10S en tot verbeurdverklaring van een geldbedrag van f 516,60, alsmede tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 2.500,- en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 6.160,-, met schadevergoedingsmaatregelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een tweetal overvallen, waarbij het gebruik van geweld niet werd geschuwd. Met bivakmutsen op hun hoofd en gewapend zijn zij twee winkels annex postagentschappen binnen gegaan. De aldaar aanwezigen werden met de wapens bedreigd en werden gedwongen op de grond te gaan liggen. Daarnaast is een aantal aanwezigen flink geschopt en geslagen, waardoor zij letsel hebben opgelopen. Bij één van de overvallen is bovendien geschoten.
Dit zijn zeer ernstige feiten, die door de slachtoffers als buitengewoon bedreigend zijn ervaren en te verwachten valt dat zij nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen de verdachte en zijn mededaders hen hebben aangedaan. Daarnaast brengt het plegen van zulke feiten bij de burgers angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
De in eerste aanleg opgelegde straf (te weten gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren) doet onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden.
Het is op deze grond dat het hof met de advocaat-generaal van oordeel is dat een zwaardere dient te worden opgelegd dan door de eerste rechter is bepaald.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen behoort te worden beslist als hierna zal worden aangegeven.
Vorderingen tot schadevergoeding
[benadeelde partij] te Rotterdam, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade tot een bedrag van f 2.500,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist. De benadeelde partij heeft voldoende aangetoond dat de gestelde schade door deze is geleden.
Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De vordering van de benadeelde partij kan dus worden toegewezen.
[benadeelde partij] te Rotterdam, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft in hoger beroep een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade tot een bedrag van f 3.919,60, tot vergoeding van geleden immateriële schade tot een bedrag van f 4.000, - en tot vergoeding van rechtsbij standkosten tot een bedrag van f 2.115,-.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist. De benadeelde partij heeft aannemelijk gemaakt dat hij ten gevolge van het onder 1 bewezenverklaarde feit voor f 1.299,- een nieuwe bril heeft moeten kopen en voor f 79,50 een nieuw overhemd, alsmede dat hij daarnaast f 1.611,10 aan ziektekosten heeft gehad die te zijnen laste zijn gebleven. Het hof meent dat al deze kosten (totaal: f 2.989,60) ten volle voor vergoeding in aanmerking komen; ten aanzien van de bril en het overhemd, omdat noch gesteld noch gebleken is dat de benadeelde partij, het feit weggedacht, die kosten op korte termijn tóch zou hebben gemaakt. Ten aanzien van de post "partner 7 dagen vrij 11 is het hof van oordeel dat die post niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor toewijzing in dit strafgeding, en wel reeds daarom omdat het hier vermoedelijk schade betreft niet van [benadeelde partij], doch van zijn partner (die zich in dit strafgeding niet heeft gevoegd). Aannemelijk is dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden tot een bedrag van f 4.000,-.
Tenslotte dient de verdachte op de voet van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering afzonderlijk te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij en hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Het hof vindt voorts aanleiding tot oplegging van na te melden schadevergoedingsmaatregelen, aangezien verdachte jegens [benadeelde partij] en [benadeelde partij] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de aan hen door de onder 3 respectievelijk 1 bewezenverklaarde strafbare feiten toegebrachte schade.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 56, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoer legging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van een geldbedrag van f 516,60.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van een portable telefoon, merk Ericsson T10S en van een paar bruine leren veterschoenen.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 2.500, (vijfentwintighonderd gulden) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 35 dagen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 2.500, (vijfentwintighonderd gulden) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag van f 2.500,- ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van f 2.500, - doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil – en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Legt voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van f 6.989,60 (zesduizendnegenhonderdnegenentachtig gulden en zestig cent) ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 70 dagen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van f 6.989,60 (zesduizendnegenhonderdnegenentachtig gulden en zestig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag van f 6.989,60 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij] de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van f 6.989,60 doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt tot aan deze uitspraak begroot op f 2.115,- en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Dit arrest is gewezen door mrs. Hamaker, Wurzer en Huijgen, in bijzijn van de griffier mr. Van Slochteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 november 2000.
Mr. Huijgen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.