ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9637

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
10-151008-99
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. de Wild
  • M. Scholten-Hinloopen
  • J. van Bellen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag door echtgenoot met gruwelijke omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 april 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk doden van zijn echtgenote in de nacht van 12 op 13 juni 1999 te Rotterdam. De verdachte heeft zijn vrouw, genaamd [slachtoffer], op gruwelijke wijze van het leven beroofd door haar meermalen met een hard voorwerp op het hoofd te slaan en haar de hals om te snoeren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten, opnieuw een ernstig misdrijf heeft gepleegd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, maar het hof oordeelde dat deze straf onvoldoende recht deed aan de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, waaronder een jong kind van het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar, waarbij de bescherming van de maatschappij voorop staat. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan psychologisch onderzoek, wat het hof heeft meegenomen in de strafoplegging. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van acht maanden, omdat de verdachte de voorwaarden niet heeft nageleefd. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij het hof zich niet kon verenigen met het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

rolnummer 2200043100
parketnummers 1015100899 en 1006071296
datum uitspraak 12 april 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 30 december 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres:[adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire Inrichting "De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2000.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage
1.
hij in de nacht van 12 op 13juni 1999 te Rotterdam opzettelijk een persoon (te weten: zijn echtgenote) genaamd [slachtoffer] , van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte telkens opzettelijk
- die [slachtoffer] meermalen met een hard en/of kantig voorwerp op en/of tegen het hoofd geslagen en/of
- die [slachtoffer] de hals omsnoerd en/of omsnoerd gehouden tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/ofschrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte verklaard dat zijn vrouw om het leven is gebracht door drugsdealers dan wel personen, die zich bezighouden met vrouwenhandel. Het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof geen enkel aanknopingspunt opgeleverd om deze verklaring aannemelijk te achten. Het verweer vindt verder zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de uitkomst van het vezelonderzoek, inhoudend dat er in de kofferbak van de auto vezels zijn aangetroffen, die zeer wel mogelijk afkomstig zijn van de kledingstukken, welke het slachtoffer aanhad op het moment waarop zij in het water is gevonden, geen enkel bewijs kan opleveren voor het feit dat de verdachte zijn dode vrouw in de achterbak van zijn auto heeft vervoerd, nu het hier om de eigen auto van verdachte ging en hij regelmatig kledingstukken van zichzelf of van zijn vrouw in de achterbak van zijn auto vervoerde.
De raadsman kan worden toegegeven dat de resultaten van het vezelonderzoek op zichzelf beschouwd nog niet redengevend kunnen zijn voor het bewijs dat de verdachte het slachtoffer in de nacht van 12 op 13 juni 1999 in de achterbak van zijn auto heeft vervoerd. De resultaten van dit onderzoek dienen evenwel niet op zichzelf te worden beschouwd, maar dienen te worden bezien in onderling verband en samenhang met de andere bewijsmiddelen.
Aldus is het hof van oordeel dat de uitkomst van het vezelonderzoek wel degelijk medevoor het bewijs kan worden gebruikt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek van voorarrest, waarbij de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling is gelast zoals nader in dat vonnis is omschreven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest en tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling zoals nader in de vordering is omschreven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft opzettelijk zijn vrouw op gruwelijke wijze van het leven beroofd. Het resultaat van dit delict en de wijze waarop het is uitgevoerd draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter. De ervaring leert dat de nabestaanden onder wie het nog jonge kind van verdachte en het slachtoffer diep getroffen zijn en nog lang de diep ingrijpende gevolgen zullen ondervinden.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, in het verleden meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder een veroordeling voor onder meer poging tot doodslag, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen, terwijl de verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit bovendien in de proeftijd van laatstgenoemde veroordeling liep.
Voorafgaande aan deze veroordeling is over de verdachte psychologische en psychiatrische rapportage uitgebracht, waaruit valt af te leiden dat er toen (in november/december 1996) geen aanwijzingen zijn gevonden voor stoornissen, anders dan door cocaïnemisbruik en -afhankelijkheid en dat de kans op herhaling aanwezig was, zolang de verdachte harddrugs zou blijven gebruiken. In verband hiermee is destijds een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. Thans kan worden vastgesteld dat een straf in deze vorm niet heeft mogen baten. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen dat het hof geen nader beeld heeft verkregen over de persoon van de verdachte, die thans heeft geweigerd mee te werken aan enig onderzoek daaromtrent, is het hof van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbe nemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt, bij welke strafoplegging de bescherming van de maatschappij voorop staat.
Zowel de in eerste aanleg opgelegde straf, als de in hoger beroep gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden.
Het is op deze grond dat het hof een zwaardere gevangenisstraf zal opleggen dan door de eerste rechter is bepaald en door de advocaat-generaal is gevorderd.
Tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van 29 januari 1997 heeft de arrondissementsrechtbank te Rotterdam de verdachte terzake van poging tot doodslag, vernieling en mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met aftrek van voorarrest onder de voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Deze proeftijd liep nog ten tijde van het begaan van het thans bewezenverklaarde feit.
Het hof is van oordeel dat de vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk gedeelte van die straf gegrond is, nu uit de overige inhoud van dit arrest blijkt dat de verdachte de genoemde voorwaarde niet heeft nageleefd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJFTIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam d.d. 29 januari 1997 opgelegde voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf van
ACHT MAANDEN.
Dit arrest is gewezen door mrs De Wild, Scholten-Hinloopen en Van Bellen, in bijzijn van de griffier Van der Schalk. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2000.