ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9578

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11-005195-99
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. de Wild
  • J. Reinking
  • M. van Bellen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en wapenbezit met terbeschikkingstelling en verpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 april 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die op 22 juni 1999 in Zwijndrecht zijn ex-echtgenote heeft vermoord. De verdachte, geboren op 3 september 1969 in Boyali, Turkije, heeft met opzet en na kalm beraad met een pistool meermalen op het hoofd en de rug van het slachtoffer geschoten, wat leidde tot haar overlijden. Daarnaast heeft hij een wapen van categorie III, een pistool van het merk FN, en munitie voorhanden gehad. De rechtbank in eerste aanleg had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. Deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis, wat zijn gedrag heeft beïnvloed. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet alleen strafbaar is voor moord, maar ook voor het in strijd handelen met de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 12 jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de gevorderde schade niet rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte ter beschikking te stellen, met de aanbeveling dat de verpleging pas begint na het uitzitten van twee derde van de gevangenisstraf.

Uitspraak

rolnummer 2200004100
parketnummer 1100519599
datum uitspraak 21 april 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de meervoudige
kamer in de arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 30 december 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te Boyali (Turkije) op 3 september 1969,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "De Dordtse Poorten" te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2000.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Bijlage
1.
hij op 22 juni 1999 te Zwijndrecht opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, meermalen op de rug en het hoofd van die [slachtoffer] geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op 22 juni 1999 te Zwijndrecht een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk FN, type 10/22, kaliber 7.65 m.m. en munitie van categorie III, te weten (een patroonhouder met) negen (scherpe) patronen van het kaliber 7.65 mm en (een doosje met) 25 (scherpe) patronen van het merk Geco van het het kaliber 7.65 mm, voorhanden heeft gehad;
Vervolg uitspraak
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens ,het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Gevoerd verweer
Namens de verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachtes handelen is voortgekomen uit psychische overmacht.
Het hof verwerpt dit verweer, reeds omdat het door de raadsman gevoerde verweer niet feitelijk is onderbouwd.
Het hof overweegt evenwel ten overvloede dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte ongewild in een zodanige geestesgesteldheid is komen te verkeren, dat hij niet anders kon handelen dan hij gehandeld heeft. Verdachte had immers, gezien zijn verhouding met het slachtoffer, elk contact met haar moeten vermijden. Door het slachtoffer toch op te zoeken, daarbij in het bezit van een geladen wapen, heeft verdachte zich willens en wetens in de toestand gebracht dat hij zich niet heeft kunnen beheersen. Het beroep op psychische overmacht kan dan ook niet worden gehonoreerd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: moord;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, de Wet wapens en munitie, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is op december 1999 gerapporteerd door T.A. Wouters, psychiater, en H.E.W. Koornstra, psycholoog, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
De deskundigen hebben verdachte leren kennen als een man met een beperkte en rigide persoonlijkheidsstructuur (waarin een gestoorde agressieregulatie centraal staat), die bijzonder slecht in staat is om zich aan nieuwe onverwachte situaties flexibel aan te passen en als het ware automatisch terugvalt op een beperkt, hem bekend en geformaliseerd gedragspatroon.
In classificerende zin is er sprake van een ernstige narcistische persoonlijkheidsstoornis, waaraan telkens theatrale, afhankelijke en paranoïde persoonlijkheidskenmerken te onderscheiden zijn.
Zij zijn van mening dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen.
De deskundigen concluderen dat verdachte ten tij de van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt uit voornoemd rapport deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Strafmotivering
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis. In het vonnis waarvan beroep is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, en heeft voorts gerequireerd tot onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen wapen, de inbeslaggenomen munitie en het inbeslaggenomen mes, en tot nietontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vordering.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn ex-echtgenote van het leven beroofd door met een pistool meermalen op haar rug en hoofd te schieten.
Het opzettelijk nemen van het leven van een ander is de meest vergaande inbreuk op de rechtsorde die het Nederlandse strafrecht kent. Op dergelijke delicten dient dan ook met zeer langdurige vrijheidsstraffen gereageerd te worden. Strafverzwarend acht het hof voorts de omstandigheid dat het slachtoffer openlijk op straat en in het bijzijn van haar kinderen is neergeschoten.
Het hof houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals met name naar voren gekomen in de rapportage van het Pieter Baan Centrum. Het moge juist zijn dat, bezien tegen de Turkse culturele achtergrond, het gekwetste eergevoel van verdachte een rol heeft gespeeld, doch dat doet niet af aan de scherpe afkeuring door de Nederlandse samenleving van feiten als onderhavige.
Het hof houdt daarnaast bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf rekening met de omstandigheid dat verdachte de feiten slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Gelet op het voorgaande acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De door de advocaat -generaal gevorderde gevangenisstraf (te weten 10 jaren, met aftrek van voorarrest) doet onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden. Het is op deze grond dat het hof een zwaardere gevangenisstraf zal opleggen dan de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Evenals de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een langdurige gevangenisstraf. Immers, de deskundigen van het Pieter Baan Centrum achten de kans op recidive van soortgelijke delicten als aan verdachte tenlastegelegd in belangrijke mate afhankelijk van de wijze waarop verdachtes "systeem" (zijn familie, de gemeenschap) zal blijken te reageren. Zij voeren in dit verband, onder meer, het volgende aan:
"Bij onvoldoende gratificatie stelt zijn afhankelijkheid (gebrekkige persoonlijke ontwikkeling) verdachte niet in staat om zijn leven opnieuw richting te geven en bestaat het risico dat hij zich, als slachtoffer dat verder niets meer te verliezen heeft, persisterend vastbijt in het najagen van hen die hij verantwoordelijk houdt voor zijn debacle, waarbij in concreto gedacht wordt aan de vriendinnen van het slachtoffer of de actuele opvoeders van zijn kinderen." Zij adviseren tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Gelet op de door het hof overgenomen conclusies omtrent de geestesgesteldheid van verdachte en op de eveneens door het hof gedeelde mening dat de kans op recidive zonder klinische behandeling groot is, alsmede op de omstandigheid dat één van de bewezenverklaarde feiten een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen vereist dat verdachte terbeschikking wordt gesteld alsmede dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Het hof zal de Minister van Justitie adviseren, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, dat de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eerst dan zal aanvangen nadat tweederde van de duur van na te melden gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd.
Beslag
De inbeslaggenomen voorwerpen, te weten
-een pistool, merk FN, kaliber 7.65 mm met lege houder in het magazijn;
-een dolkmes in leren foudraal ;
-een patroonhouder met 9 patronen, kaliber 7.65 mm;
-een doos inhoudende 25 patronen, kaliber 7.65 mm, merk Geco
dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien de bewezenverklaarde feiten met deze voorwerpen zijn begaan dan wel het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Vorderinq tot schadevergoeding
[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van f 1.234,-.
De benadeelde partij wordt in de vordering niet-ontvankelijk verklaard nu de gevorderde schade niet rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten. De kosten zal het hof compenseren als na te melden.
Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselilke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 37, 37a, 37b, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF JAREN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Adviseert de Minister van Justitie dat de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eerst dan zal aanvangen nadat tweederde van de duur van de hiervoor vermelde gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer
-een pistool, merk FN, kaliber 7.65 mm met lege houder in het magazijn;
-een dolkmes in leren foudraal;
-een patroonhouder met 9 patronen, kaliber 7.65 mm;
-een doos inhoudende 25 patronen, kaliber 7.65 mm, merk Geco.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Compenseert de kosten van de verdachte en de benadeelde partij aldus dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. De Wild, Reinking en Van Bellen, in bijzijn van de griffier mr. Van Slochteren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 april 2000.