rolnummer 2200270198
parketnummer 1010115197
datum uitspraak 2 mei 2000
verstek
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de officier van
justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te
Rotterdam van 19 oktober 1998 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 15 februari 2000 en 18 april 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie is gevoegd in dit arrest.
3. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
Hij op 28 juni 1997 te Rotterdam in en cafe er uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] en een persoon genaamd [slachtoffer 2 ] en andere in dat cafe aanwezige personen van het leven te beroven, met dat opzet en met een vuurwapen een of meer kogels heeft afgevuurd in de richting van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en die andere personen terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 28 juni 1007 te Rotterdam, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten het cafe de P. een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III, onder 1° van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, in de vorm van een onbekend gebleven pistool, kaliber 9mm. met daarbij voor dat wapen geschikte munitie voorhanden heeft gehad door het te dragen;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Bli jkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. primair: Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
2. Handelen in strijd met artikel 26, eérste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan door het dragen van een vuurwapen van categorie III.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het verweer gevoerd dat de verdachte -zoals nader toegelicht in zijn pleitnotities- heeft gehandeld in een noodweersituatie.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt. Het hof is op grond van de ter zake afgelegde verklaringen tot de overtuiging gekomen dat [betrokkene]] nadat hij in een vechtpartij in De P. -met naar zijn opvatting: racistische motieven- betrokken was geraakt en een stevig pak slaag had gekregen, verontwaardigd naar het huis van verdachte is gegaan en dat beiden kort daarop naar De P. zijn terug gegaan. Het hof acht geenszins aannemelijk dat verdachte met zijn neef daarheen is terug gegaan met het enkele doel om de kwestie "uit te praten"; er is voor het hof geen redelijke twijfel dat beiden terugkeerden om verhaal te halen. Het hof is er dan ook van overtuigd dat [verdachte] het café is binnengegaan, meermalen de woorden "Wie, wie, wie!" heeft geroepen, een beweging naar zijn kleding heeft gemaakt, een pistool te voorschi jn heeft gehaald en daarmee zeer kort daarop een aantal schoten heeft afgevuurd.
Onder deze omstandigheden is niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Die (gerechtvaardigde) noodzakelijke verdediging is evenmin aannemelijk geworden indien aannemelijk zou zijn - quod non - dat één der cafébezoekers als eerste heeft geschoten in reactie op de onmiddellijk levensbedreigende actie van verdachte, nu verdachte zelf de confrontatie heeft gezocht en zich welbewust in een situatie heeft begeven waarin hij alleszins geweld kon verwachten te ontmoeten.
Derhalve faalt een beroep op noodweer.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 primair tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachté terzake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en negen maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit hetonderzoek ter terechtzitting en de uitgebrachte rapportage.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte - in het bezit zijnde van een vuurwapen - is samen met zijn neef [betrokkene], nadat zijn neef bij een vechtpartij in café betrokken was geraakt en een stevig pak slaag had gekregen, kort daarop in de auto naar dit café terug gegaan om verhaal te halen. Verdachte heeft nadat hij het café was binnengegaan meermalen de woorden geroepen "Wie, wie, wie"? en vervolgens zijn pistool te voorschijn gehaald, waarmee hij zeer kort daarop een vijftal schoten heeft afgevuurd op de aldaar aanwezige personen, waardoor een tweetal personen in het
bovenlichaam zijn geraakt. Hierbij is het slechts aan het toeval te danken geweest, dat hij de slachtoffers dan wel de aldaar verder aanwezige personen niet dodelijk heeft getroffen. Een grof geweldsdelict als in casu, gepleegd in een café, in aanwezigheid van andere mensen, draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter; daarnaast brengt het bij de burgers angstgevoelens en sterke gevoelens van onveiligheid teweeg. Een straf van 8 jaar zou in principe op zijn plaats zijn.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het feit dat verdachte bij de schotenwisseling zelf ook vrij ernstig gewond is geraakt, alsmede heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met het tijdsverloop, tussen de behandeling in eerste aanleg en die in hoger beroep.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is.
De in hoger beroep gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de door het hof in ogenschouw genomen omstandigheden.
Het is op deze grond dat het hof een zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
9. Toepasseliike wetteliike voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45,57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
10. BESLISSING (bij verstek)
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Van Schellen, Aler en Oomen, in bijzijn van de griffier Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 mei 2000.