rolnummer 2200053699
parketnummer 1503041295
datum uitspraak 15 mei 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE '-GRAVENHAGE
zesde meervoudige kamer voor strafzaken
na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 1 februari 1996 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd te Scheveningen (Unit 4).
1.1. De arrondissementsrechtbank te Haarlem heeft de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde, gekwalificeerd als
"deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven"
"opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A van de Opiumwet gegeven verbod"
"een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voorbereiden en bevorderen door een ander trachten te bewegen dat feit te plegen"
"handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit begaan wordt met betrekking tot een schietwapen in de vorm van een pistool"
"handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie"
veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
1.2. De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
1.3. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 3 juni 1997 het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem vernietigd en de verdachte terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegdeveroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
1.4. De verdachte heeft tegen dat arrest beroep in cassatie ingesteld.
1.5. De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 12 januari 1999 voormeld arrest vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de gegeven beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging en de zaak naar dit gerechtshof verwezen teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en na de verwijzing van de zaak door de Hoge Raad het onderzoek op de terechtzittingen van dit hof van 27 september 1999, 8 november 1999, 17 januari 2000 en 1 mei 2000.
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd hetgeen als feit 1 vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
4.1. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij in de periode vanaf de maand maart 1994 tot en met 15 mei 1995 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en elders in Nederland en op Aruba heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen (te weten in elk geval [betrokkene 1] en [betrokkene 2]), die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het opzettelijk per vliegtuig binnen het grondgebied van Nederland brengen van handelshoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet, vermeld op de bij die wet behorende lijst I.
4.2. Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.3. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5.1. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
5.2. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist ln een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
6. Strafbaarheid van het thans bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
7. Strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het thans bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. Strafmotivering ten aanZien van de feiten 1, 2, 3 en 4
8.1. De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het. onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.3. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, zoals het hof dat bewezen heeft verklaard, en de feiten 2, 3 en 4, zoals het gerechtshof te Amsterdam deze bewezen heeft verklaard en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
8.4. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich op grote schaal heeft bezig gehouden met de smokkel van cocaïne. De hoeveelheden cocaïne waarop de smokkel was gericht, waren telkens van dien aard dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stof en handel in cocaïne pleegt gepaard te gaan met vele andere vormen van door verslaafden gepleegde misdrijven. Misdadige organisaties als de onderhavige vormen een bedreiging voor de samenleving. Uit de stukken van het dossier blijkt dat de verdachte binnen de organisatie een belangrijke rol vervulde.
8.5. Voorts heeft deverdachte een pistool met munitie in zijn woning voorhanden gehad. Het hof rekent de verdachte dit wapenbezit tegen de achtergrond van de andere feiten zwaar aan.
8.6. Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt. Het hof houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de datum van berechting.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een op de aan dit arrest gehechte bijlage genoemd voorwerp sub 37 (aantekenbriefje), zal worden verbeurd verklaard, op dezelfde gronden als door de eerste rechter overwogen. Het hof neemt deze gronden over.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de op de aan dit arrest gehechte bijlage vermelde voorwerpen sub 4 tlm 33, 38 tlm 53 en 55 tlm 84, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, op dezelfde gronden als door de rechtbank overwogen. Het hof neemt deze gronden over.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 57, 63 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26
(oud) en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake van het onder 1 tenlastegelegde meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het op de aan dit arrest gehechte bijlage vermelde voorwerp sub 37 (aantekenbriefje)
Verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit arrest gehechte bijlage vermelde voorwerpen sub 4 t/m 33, 38 t/m 53 en 55 t/m 84.
Gelast de bewaring van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten het op de aan dit arrest gehechte bijlage vermelde voorwerp sub 54 (Cartier horloge), ten behoeve van de rechthebbende.
Dit arrest is gewezen door mrs Michiels van Kessenich-Hoogendam, Hamaker en Wurzer, in bijzijn van de griffier mr Mos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 mei 2000.