ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9527

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15-030452-95
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Michiels van Kessenich-Hoogendam
  • A. Hamaker
  • W. Wurzer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en corruptie door douanebeambte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 mei 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de arrondissementsrechtbank te Haarlem. De verdachte was beschuldigd van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, en van het aannemen van een gift als ambtenaar, wetende dat deze gift hem werd aangeboden om hem te bewegen tot het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest. De verdachte en de officier van justitie gingen in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van maart 1994 tot en met mei 1995 betrokken was bij een organisatie die zich bezighield met de smokkel van cocaïne. De verdachte, die als douanebeambte op Schiphol werkte, speelde een cruciale rol binnen deze criminele organisatie. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen deelnam aan de organisatie, maar ook actief betrokken was bij het aannemen van geldbedragen om zijn medewerking aan de drugssmokkel te verlenen. Dit gedrag werd als ernstig misbruik van zijn positie beschouwd.

De Hoge Raad had eerder het vonnis van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Gravenhage voor herbehandeling. Na het horen van de zaak op verschillende zittingen, concludeerde het hof dat de verdachte strafbaar was en dat de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten standhield. Het hof legde een gevangenisstraf op van vier jaren en zes maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukte de impact van drugshandel op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

rolnummer 2200008699
parketnummer 1503045295
datum uitspraak 15 mei 2000
tegenspraak
GERECHTSHOF TE '-GRAVENHAGE
zesde meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte en de officier van justitie tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 5 december 1995 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
1. Procesgang
1.1. De arrondissementsrechtbank te Haarlem heeft de verdachte terzake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde, gekwalificeerd als
"deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven"
en
"als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat zij hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
1.2. De verdachte en de officier van justitie hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
1.3. Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 3 juni 1997 het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem vernietigd en de verdachte terzake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
1.4. De verdachte heeft tegen dat arrest beroep in cassatie ingesteld.
1.5. De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 12 januari 1999 voormeld arrest vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de gegeven beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en dè strafoplegging en de zaak naar dit gerechtshof verwezen teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en na de verwijzing van de zaak door de Hoge Raad het onderzoek op de terechtzittingen van dit hof van 27 september 1999, 8 november 1999, 17 januari 2000 en 1 mei 2000.
3. Tenlastelegging
Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd hetgeen als feit 1 vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
4. Bewezenverklaring
4.1. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode vanaf de maand maart 1994 tot en met 15 mei 1995 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door verdachte en anderen (te weten in elk geval [betrokkene 1] en [betrokkene 2]), die tot oogmerk had het binnen het grondgebied van Nederland brengen van handelshoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 Opiumwet, vermeld op de bij die wet behorende lijst I.
4.2. Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.3. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. Bewijsvoering
5.1. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
5.2. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
6. Strafbaarheid van het thans bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
7. Strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 3
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. Strafmotivering
8.1. De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.3. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, zoals het hof dat bewezen heeft verklaard en feit 3 en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
8.4. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisate,welke zich op grote schaal heeft beziggehouden met de smokkel van cocaïne. De hoeveelheden cocaïne waarop de smokkel was gericht, waren van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. Door de verspreiding van en handel in cocaïne wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd en wordt het plegen van vermogensdelicten onder de gebruikers bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Aldus heeft verdachte deel uitgemaakt van een criminele keten welke loopt van producent naar gebruiker. De verdachte heeft binnen de organisatie weliswaar niet een hoofdrol, doch een cruciale rol vervuld, aangezien hij als douanebeambte werkzaam was op de luchthaven Schiphol.
8.5. Daarnaast heeft de verdachte geldbedragen aangenomen, terwijl hij wist dat men hem trachtte te bewegen in zijn functie van douaneambtenaar zijn medewerking aan drugssmokkel te geven. Het hof houdt er voorts rekening mee dat verdachte ook eigener beweging leden van de organisatie heeft benaderd om hem geld te verstrekken. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig misbruik gemaakt van zijn positie als douanebeambte op Schiphol, welke positie hij nu juist onder andere bekleedde om drugssmokkkel als de onderhavige te voorkomen, te verhinderen en te bestrijden. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, in deze positie, bereid is geweest tot corruptie.
8.6. Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
8.7. Het hof houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de datum van berechting.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 140 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.
10. BESLISSING
Het hof:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake van het onder 1 tenlastegelegde meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIER JAREN EN ZES MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mrs Michiels van Kessenich-Hoogendam, Hamaker en Wurzer, in bijzijn van de griffier mr Mos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 mei 2000.