rolnummer 2200210299
parketnummer 1003015498
datum uitspraak 31 mei 2000
tegenspraak
GERECHTSHoFTE's-GRAVENHAGE
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 20 augustus 1999 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de penitentiaire Inrichting "De Schie" te Rotterdam.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 17 mei 2000.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën gevoegd in dit arrest.
3. Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5.1. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
1.
hij op 8 november te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een kogel in de richting van het hoofd van [slachtoffer] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 8 november 1998 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door de verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettellijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
-met een stoel en/of een houten poot tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en
-met schoenen met een stalen neus op/tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt en
-op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 8 november 1998 te Rotterdam aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een deels afgesneden oor) , heeft toegebracht, door opzettelijk met een mes, een deel van diens linkeroor af te snijden.
4.
hij op 8 november 1998 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en een of meer van zijn mededaders met dat opzet:
-de benen/voeten van [slachtoffer] vastgebonden en
-de handen van [slachtoffer] vastgebonden en
-met tape de ogen en/of de mond van [slachtoffer] afgeplakt.
5.2. Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5.3. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
6.1. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
6.2. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
zware mishandeling;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
9.1. De verdachte is in eerste aanleg terzake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
9.2. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
9.3. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
9.4. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte bevond zich in een dealpand waar een gewapende overval --een zogenaamde rip-overval-- plaatsvond waarbij is geschoten en gevochten. Op een gegeven moment verlieten de overvallers het pand, met uitzondering van een van
hen, die gewond was. Hierna is verdachte zich --al dan niet tezamen met zijn mededaders-- te buiten gegaan aan de bewezenverklaarde, gruwelijke feiten. Tegen een dergelijk primitief gedrag behoort streng te worden opgetreden.
9.5. Het hof is dan ook van oordeel dat alleen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 57, 282, 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere
Dit arrest is gewezen door mrs Ritter, Suyver en De Groot, in bijzijn van de griffier mr Mos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 mei 2000.
Mr De Groot is buiten staat dit arrest te ondertekenen.