ECLI:NL:GHSGR:2000:AA9931
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. Koning
- M. Schuering
- J. Labohm
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot verevening van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 december 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vrouw tot vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank te 's-Gravenhage. De vrouw, vertegenwoordigd door procureur mr. A.A.P. Draijer-Udo, verzocht om de afwijzing van haar verzoek tot verevening van ouderdomspensioen te herzien. De man, vertegenwoordigd door procureur mr. E.J.P. Nolet, heeft het beroep bestreden. De vrouw stelde dat zij recht had op de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde tandartsenpensioen en het nabestaandenpensioen, en vroeg het hof om de man te veroordelen tot medewerking aan de uitbetaling van deze pensioenen.
Het hof heeft vastgesteld dat de partijen op 13 april 1985 huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan, waarin was bepaald dat er geen vermogensrechtelijke gemeenschap zou bestaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat deze huwelijkse voorwaarden een uitsluiting van pensioenverevening inhielden. Het hof heeft deze uitleg van de rechtbank bevestigd, verwijzend naar het arrest Boon-van Loon en de juridische context van 1985. Het hof oordeelde dat de bepalingen in de huwelijkse voorwaarden niet onredelijk waren en dat de vrouw geen recht had op de gevraagde verevening van de pensioenaanspraken.
Daarnaast heeft het hof overwogen dat de vraag of de vrouw recht heeft op het nabestaandenpensioen afhankelijk is van de regeling van het pensioenfonds, waar het hof geen kennis van heeft. Het hof heeft de behandeling van de overige geschilpunten aangehouden tot 27 januari 2001, waarbij partijen verzocht zijn om uiterlijk op die datum een update te geven over de voortgang van het geding. De beslissing van het hof was om de afwijzing van de verzoeken van de vrouw te bekrachtigen en verdere beslissingen aan te houden.