ECLI:NL:GHSGR:2000:AA9930

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
65-H-99
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Hehemann
  • M. Schuering
  • C. Zeven-Postma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en echtscheiding met betrekking tot grievend gedrag en psychische problemen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de vrouw tegen de echtscheiding en de alimentatieverplichting van de man. De vrouw stelt dat het grievende gedrag van de man, dat voortvloeit uit zijn psychische problemen, hem niet vrijwaart van verantwoordelijkheid voor zijn daden. De man heeft in zijn leven meerdere keren gelogen over zijn gezondheid en financiële situatie, wat heeft geleid tot een ernstige schending van het vertrouwen in de relatie. De vrouw heeft geprobeerd de man te steunen, maar zijn gedrag heeft geleid tot een onhoudbare situatie. Het hof heeft eerder tussenbeschikkingen gegeven en heeft nu de conclusies van een psychiatrisch rapport van prof. dr. M.W. Hengeveld in overweging genomen. Dit rapport concludeert dat het gedrag van de man grotendeels aan hem kan worden verweten, ondanks zijn psychische problemen. Het hof oordeelt dat de vrouw niet kan worden verplicht om alimentatie aan de man te betalen, gezien de ernst van zijn leugens en het gebrek aan vertrouwen dat hierdoor is ontstaan. De echtscheiding wordt bekrachtigd, maar de alimentatieverplichting van de man wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan op 20 december 2000 door het Gerechtshof 's-Gravenhage.

Uitspraak

Uitspraak : 20 december 2000
Rek.nummer: 65-H-99
Rek.nr rb.: 98/1150
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. J.W. Wladimiroff-Nater,
tegen
[naam man],
wonende te [woonplaats man],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. O. Diels.
HET GEDING
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikkingen van 25 juni 1999 en 10 mei 2000, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.
Bij laatstgenoemde beschikking is bepaald dat een afschrift van het psychiatrisch rapport van prof. dr. M.W. Hengeveld aan de partijen wordt gezonden, is de man in de gelegenheid gesteld te reageren op de nieuwe stelling van de vrouw zoals verwoord in de brief van haar raadsvrouwe van 13 juli 1999, is de partijen gelegenheid gegeven te reageren op de inhoud van het voornoemde rapport van prof. Hengeveld en is de zaak daartoe aangehouden.
Van de zijde van de vrouw is nog ontvangen een brief, gedateerd op 8 juli 2000.
Van de zijde van de man is nog een brief ontvangen, gedateerd op 4 augustus 2000.
Van de zijde van de vrouw is nog ontvangen een brief, gedateerd op 29 augustus 2000.
Van de zijde van de man is nog een brief ontvangen, gedateerd op 6 september 2000.
Van de zijde van de vrouw is nog ontvangen een brief, gedateerd op 11 september 2000.
VASTSTAANDE FEITEN
A. Aan zijn onderzoek waarover hij heeft gerapporteerd op 18 februari 2000 heeft prof. dr. M.W. Hengeveld de volgende vragen ten grondslag gelegd:
1. In hoeverre kan de man zijn door de vrouw gestelde grievende gedrag worden verweten, gelet op de gestelde ziekte.
2. In hoeverre kan het de man verweten worden dat hij zich tengevolge van die ziekte vanaf de aanvang van het huwelijk geen inkomsten uit arbeid heeft kunnen verschaffen c.q. thans zou kunnen verschaffen.
In zijn conclusie heeft hij deze vragen als volgt beantwoord:
1. Het door de vrouw gestelde gedrag kan de man, gelet op zijn ziekte, slechts in geringe mate verminderd toegerekend worden.
2. Het kan de man volledig verweten worden dat hij zich vanaf de aanvang van het huwelijk geen inkomsten uit arbeid heeft kunnen verschaffen, c.q. thans zou kunnen verschaffen.
B. Voorts staat op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de partijen als gesteld en onvoldoende bestreden het volgende vast.
De man heeft in zijn jeugd verschillende opleidingen niet afgemaakt. Vanaf zijn zesde levensjaar is hij begonnen met liegen. In zijn studietijd loog hij om zich beter voor te doen dan hij was. Ook ging hij toen drinken (alcoholische dranken). In 1981 is hij door het CAD begeleid vanwege alcoholmisbruik. In 1983 is hij in de therapeutische gemeenschap van het psychiatrisch ziekenhuis Hoog-Hullen opgenomen geweest wegens alcoholmisbruik en verzinsels. Zijn vader kocht een flat voor hem in de buurt van het ouderlijk huis. Hier ontmoette hij in 1989 de vrouw. Hij vertelde haar in strijd met de waarheid dat hij mijnbouwkundig ingenieur was en op een boortoren in Abu Dhabi werkte. Hij wendde voor een groot kapitaal te hebben verzameld waardoor hij, na het niet meer kunnen werken in Abu Dhabi vanwege onder andere de oliecrises, in staat was rustig uit te kijken naar een passende werkkring. Hij vertelde een flat gekocht te hebben, die om belastingtechnische redenen op de naam van zijn vader stond. In 1990 veinsde de man longkanker te hebben waar-door zijn net aangenomen baan als ingenieur in Rotterdam niet doorging. De broer van de vrouw (arts) heeft hem nog uitgebreid gesproken over zijn aandoening. De vrouw mocht nooit mee naar het ziekenhuis. Volgens de man werd hij poliklinisch met cytostatica (chemotherapie) behandeld. Thuis was hij als gevolg daarvan erg misselijk en moest hij veel overgeven. Later toen de vrouw naar een gynaecoloog ging omdat zij graag zwanger wilde worden, stelde de man vele vragen aan de gynaecoloog of de chemokuren die hij had gehad geen nadelige invloed op zijn fertiliteit en de gezondheid van de baby zouden hebben. De man heeft nooit aan longkanker geleden.
In 1991 is de vader van de man overleden. Tot die tijd ontving hij van zijn vader een maandelijkse toelage. Na het overlijden van zijn vader ontving hij een erfenis. Na het huwelijk op 18 december 1990 hebben partijen afgesproken dat zij beiden parttime bleven werken. De man zou, zo beweerde hij valselijk, mede-eigenaar zijn geworden van een winkel in golfartikelen en daar twee dagen per week in gaan werken. Later bleek dat het “inkomen dat hij verdiende” in werkelijkheid door de man grotendeels met behulp van een valse handtekening van de rekening van de vrouw was gehaald. In 1993 is de dochter van partijen geboren. Daarna is hij meer gaan liegen en drinken. Hij maakte schulden en verstopte rekeningen voor de vrouw. De man maakte toenemend schulden en gooide de rekeningen weg en verscheurde de door haar uitgeschreven betalingen. De vrouw kwam hier achter toen zij bij het pinnen geen geld meer kon opnemen. In die tijd was het drinken ook fors toegenomen. Hoewel zij drank verstopte, vormde dit een steeds groter probleem. Naar aanleiding van het niet kunnen pinnen kwam de zaak uit, met name wat betreft de financiën en zijn overmatig drankgebruik (boetes voor rijden onder invloed werden door hem verduisterd). In eerste instantie heeft zij nog geprobeerd hem te steunen tijdens zijn behandeling in Hoog-Hullen, omdat zij toen nog hoopte dat herstel mogelijk zou zijn en nog niet op de hoogte was van de andere leugens. Zij is samen met de man in therapie gegaan. Zij ontdekte dat hij het vermogen van partijen had uitgegeven en dat hij schulden had gemaakt voor in totaal ƒ 60.000,-. Echter de man veranderde niet van gedrag en stopte met de behandeling in Hoog-Hullen na een vermeend hartinfarct. Toen hij wederom beweerde kanker te hebben en hij in het bijzijn van zijn dochter aan een infuus ging liggen was de maat voor de vrouw vol. Aangezien de man fysiek geweld niet schuwde, is zij op advies van de huisarts en maatschappelijk werk ondergedoken. Begin 1995 zijn de partijen uit elkaar gegaan. Daarop is hij verschillende keren opgenomen geweest voor excessief alcoholmisbruik en leugenachtig gedrag.
Later zijn de vrouw steeds meer leugens duidelijk geworden. Zo heeft de man slechts tweemaal de psychiater H. Groen (behandelaar in Hoog-Hullen) bezocht. Dit kon zij achterhalen doordat er slechts twee rekeningen verstuurd waren, terwijl de man regelmatig deed alsof hij haar opbelde terwijl hij onderweg was naar deze psychiater of bij hem in de spreekkamer zat.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. De vrouw heeft beroep tegen de echtscheiding ingesteld met de bedoeling te voorkomen dat deze kan worden ingeschreven vóórdat door het hof in hoger beroep zal zijn beslist op het verzoek van de man om alimentatie. Nu de reden van de vrouw om beroep in te stellen tegen de echtscheiding zelf vervalt wanneer het hof uitspraak doet over de alimentatiekwestie en zij verder geen gronden heeft aangevoerd, zal het hof de uitspraak voor zover het de uitgesproken echtscheiding betreft bekrachtigen.
2. De man heeft bezwaar gemaakt tegen de formulering van de opdracht aan de deskundige door het hof en tegen de conclusies van het rapport. Hij heeft echter de daarin vermelde feiten niet bestreden, zodat het hof die als vaststaand aanneemt.
3. De vrouw heeft aangevoerd dat de man door zijn ernstige leugens tijdens het huwelijk, het gedeeltelijk uitgeven van het vermogen van de vrouw, het maken van schulden, het nalaten van het verrichten van inspanningen om de psychiatrische problemen te (doen) genezen en zijn gebrek aan berouw over de wijze waarop hij de vrouw heeft behandeld, zich zodanig heeft gedragen dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij een bijdrage levert in zijn levensonderhoud.
4. De man meent dat zijn gedrag is veroorzaakt door zijn psychische ziekte, dat hem geen verwijt kan worden gemaakt en dat zijn gedrag daarom geen reden kan vormen om hem geen alimentatie toe te kennen. Het hof is niet gebleken van een onjuiste of onzorgvuldige werkwijze in het rapport bij de beantwoording van de eerste vraag in hoeverre het gedrag van de man voor en tijdens het huwelijk hem kan worden verweten. Prof. Hengeveld vermeldt in zijn rapport dat de man goed in staat is het liegen te kunnen laten en dat het liegen waarschijnlijk niet echt drangmatig is. Voorts maakt de man op prof. Hengeveld de indruk met voorbedachten rade zo gehandeld te hebben en niet daadwerkelijk spijt te hebben en zijn leven te willen veranderen. Hij concludeert dat het leugenachtig gedrag de man slechts in geringe mate verminderd toegerekend kan worden. Het hof acht het op grond van dit rapport aannemelijk dat het gedrag van de man hem grotendeels kan worden verweten, zodat deze grief wordt verworpen.
5. Het hof is van oordeel dat beoordeeld dient te worden of het gedrag van de man zo grievend is dat van de vrouw niet kan worden gevergd dat zij alimentatie aan de man betaalt. Het hof acht het gedrag van de man, zoals door de vrouw is aangevoerd en weergegeven onder rechtsoverweging 3 en als zodanig onvoldoende weersproken, zo ernstig dat de vrouw zich terecht niet meer verplicht voelt bij te dragen in het levensonderhoud van de man. Immers, voor de lotsverbondenheid die het huwelijk met zich meebrengt, dienen de echtgenoten een zekere verantwoordelijkheid jegens elkaar te voelen en dienen zij enig vertrouwen in elkaar te kunnen stellen. Dit vertrouwen is door de leugens van de man voor en tijdens het huwelijk zodanig geschonden dat van de vrouw in redelijkheid niet verlangd kan worden dat zij alimentatie aan de man betaalt.
6. Hetgeen de partijen overigens nog naar voren hebben gebracht, behoeft in het licht van het vorenoverwogene geen bespreking meer.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover die de uitgesproken echtscheiding betreft;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de beslissing over de alimentatie ten behoeve van de man betreft;
wijst het inleidend verzoek van de man om ten laste van de vrouw een uitkering tot zijn levensonderhoud vast te stellen alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Hehemann, Schuering en Zeven-Postma, bijge-staan door mr. Dorhout als griffier, en uitge-spro-ken ter open-ba-re te-rechtzit-ting van 20 december 2000.