ECLI:NL:GHSGR:2000:2
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. In 't Velt-Meijer
- A. Dupain
- H. Heikens
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de gedoogplicht voor de aanleg en instandhouding van een drinkwatertransportleiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 november 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [verzoeker] betreffende de gedoogplicht voor de aanleg en instandhouding van een drinkwatertransportleiding. Het verzoekschrift, ingediend op 25 en 26 april 2000, was gericht tegen een beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 27 maart 2000, waarin aan de Vof Firma [naam 1], [naam 2] en [naam 3] de verplichting werd opgelegd om de aanleg van de drinkwatertransportleiding te gedogen. De Minister heeft het verzoek bestreden in een vertoogschrift dat op 6 juni 2000 is ingediend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2000 zijn pleitnotities overgelegd door de procureur van [verzoeker] en door de vertegenwoordiger van de Minister, mr. F. Blok. Ook heeft mr. H.D.M. Mulder, advocaat van het Waterbedrijf, een toelichting gegeven. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de verklaringen van de betrokken partijen.
Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] als vennoot van de Vof niet namens de Vof optrad en dat de eigendom van het perceel aan [verzoeker] was toebedeeld na een arbitrale procedure. De gedoogplicht werd getoetst aan de Belemmeringenwet Privaatrecht, waarbij het hof concludeerde dat de belangen van [verzoeker] niet redelijkerwijs onteigening vorderden. De huidige bestemming van het perceel was recreatie, en de aanleg van de waterleiding voegde geen significante beperkingen toe aan het gebruik van het perceel.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van [verzoeker] afgewezen, omdat de belangen niet zodanig waren dat onteigening gerechtvaardigd was. De beschikking is uitgesproken door de rechters M. In 't Velt-Meijer, A. Dupain en H. Heikens.