Uitspraak
GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
ARREST
[verdachte],
.
Gerechtshof 's-Gravenhage
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 juli 1998 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten in de moordzaak van Renate Schauerhammer, die plaatsvond op 2 december 1996. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Tijdens de zitting op 18 juni 1998 heeft het hof de vordering van de procureur-generaal, mr. Van den Broek, gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg, evenals de argumenten van de verdachte en diens raadsvrouw, mr. H.W. Bos-Hagens.
Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat het hof, in tegenstelling tot de rechtbank, zal beslissen over de inbeslaggenomen voorwerpen. Na beoordeling van de zaak heeft het hof geconcludeerd dat er niet wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde feiten, en heeft de verdachte vrijgesproken. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, en is veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft moeten maken in verband met de verdediging tegen die vordering. Het hof heeft ook beslist over de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbenden, zoals vermeld in de bijlage bij het arrest.