GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tweede enkelvoudige belastingkamer
11 juli 1997
nummer 94/1688
op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid P van de Belastingdienst, betreffende na te noemen aanslag.
Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van / 115.769 en een belastingvrije som van / 9.136. Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in be-roep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belang-hebbende door de griffier een griffierecht geheven van / 75. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 3 maart 1997, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn verschenen belanghebbende, tot zijn bijstand vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de Inspec-teur.
2.3. Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorge-dragen en overgelegd, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden aangemerkt.
2.4. Het Hof heeft op 17 maart 1997 mondeling uitspraak ge-daan. De voor partijen bestemde afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 28 maart 1997 ter post be-zorgd. Bij brief, ingekomen op 24 april 1997, heeft belangheb-bende het Hof verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daarvoor verschuldigde griffie-recht is tijdig betaald.
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting ver-handelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet vol-doende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is registerloods in geheel zuid-west Ne-derland. Hij is sinds 1 september 1988 lid van een maatschap. Beherend vennoot in deze maatschap is D B.V.. Belanghebbende is één der niet-beherend vennoten en belast met het loodsen van schepen. Hij heeft in 1990 naast zijn winst uit onderne-ming geen inkomsten uit arbeid genoten.
3.2. Belanghebbende heeft in zijn eigen woning kantoorruimte ter beschikking. Hij beschikt niet over kantoorruimte elders. Belanghebbende wordt door middel van de in zijn kantoorruimte aanwezige telefoon en telefax op de hoogte gesteld van de te verrichten loodswerkzaamheden. Vanuit zijn kantoorruimte treft belanghebbende onder meer de voorbereidingen betreffende getijde- en dieptegegevens en het vervoer over de weg of het water. Voorts verzorgt belanghebbende zijn administratie in deze ruimte.
3.3. Belanghebbende dient op grond van het winstdelingsregele-ment en de werkafspraken op 174 dienstdagen en 30 roostervrije dagen ter beschikking te staan van de maatschap. Een dag be-staat uit een periode van 24 aaneengesloten uren.
3.4. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelas-ting/premie volksverzekeringen 1990 een bedrag van / 2.946 als kosten voor kantoorruimte in de eigen woning in aanmerking genomen. Dit resulteerde in een aangegeven belastbaar inkomen van / 112.823. De Inspecteur heeft deze kostenaftrek niet ge-accepteerd en hij heeft bij het regelen van de aanslag het belastbare inkomen aldus vastgesteld op / 115.769.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende bij het bepalen van de winst terecht rekening heeft gehouden met de aftrek van kosten die verband houden met de kantoor-ruimte in zijn niet tot het ondernemingsvermogen behorende woning.
4.2. Belanghebbende stelt zich primair op het standpunt dat hij zijn winst grotendeels vanuit zijn kantoorruimte verwerft, aangezien hij in zijn kantoorruimte op de hoogte wordt gesteld van de te verrichten werkzaamheden en hij de benodigde voorbe-reidingen vanuit die ruimte treft. Naar zijn mening kwalifi-ceert de kantoorruimte in zijn woning als thuisbasis voor de ambulante werkzaamheden.
4.3. Subsidiair neemt belanghebbende het standpunt in dat hij zijn winst grotendeels in zijn kantoorruimte verwerft. Belang-hebbende heeft dit standpunt als volgt onderbouwd. Belangheb-bende staat op grond van het winstdelingsregelement en de daarbij behorende werkafspraken maximaal 204 dagen à 24 uren (in totaal 4896 uren) ter beschikking van de maatschap. In 1990 heeft belanghebbende 1082 uren besteed aan ambulante werkzaamheden, bestaande in het loodsen van zeeschepen. De overige uren dienen aan werkzaamheden in zijn kantoorruimte te worden toegerekend.
4.4. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belangheb-bende de winst uit onderneming niet grotendeels in of vanuit de kantoorruimte in de eigen woning heeft verworven. In dat verband heeft hij gesteld dat de loodswerkzaamheden door D B.V. en de diverse loodsposten en niet door belanghebbende zelf worden georganiseerd en geadministreerd en dat het aantal daadwerkelijk door belanghebbende in de kantoorruimte gewerkte uren niet meer dan een paar uren per week bedraagt.
4.5. Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stuk-ken, waaronder de eerder vermelde pleitnota's. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen geen grieven of weren toege-voegd.
5. Conclusies van partijen
Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van / 112.823.
De Inspecteur heeft geconcludeerd tot bevestiging van de be-streden uitspraak.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1. Het Hof is van oordeel dat aan de te dezen ingevolge ar-tikel 8b, lid 1, letter a, sub 1, van de Wet op de inkomsten-belasting 1964 geldende voorwaarde, dat de belastingplichtige zijn winst grotendeels vanuit de kantoorruimte in zijn eigen woning verwerft, slechts wordt voldaan indien althans gezegd kan worden dat hij zijn werkzaamheden als registerloods vanuit zijn kantoorruimte thuis organiseert en administratief bege-leidt.
6.2. De Inspecteur heeft in zijn pleitnota gesteld, en het Hof acht dit aannemelijk, dat de loodswerkzaamheden worden georga-niseerd en geadministreerd door D B.V. en de diverse loodspos-ten. Belanghebbende heeft daartegenover onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt om te kunnen oordelen dat belanghebbende zijn werkzaamheden thuis organiseert en admini-stratief begeleidt.
6.3. Daaraan doet niet af dat belanghebbende zijn kantoorruim-te bezigt voor het onder de vaststaande feiten sub 3.2 vermel-de. Het Hof acht overigens met de Inspecteur aannemelijk dat de desbetreffende werkzaamheden hooguit enkele uren per week zullen vergen. Mitsdien treffen het primaire noch het subsidi-aire standpunt van belanghebbende doel.
6.4. Het beroep is dus ongegrond. De uitspraak van de Inspec-teur dient te worden bevestigd.
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administra-tieve rechtspraak belastingzaken.
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus vastgesteld op 11 juli 1997 door mr. H.L. Krans, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. W.A. Mak. De beslissing is op de voet van artikel 17a, lid 1, van de Wet administratieve recht-spraak belastingzaken op 17 maart 1997 in het openbaar uitge-sproken.
Aangetekend aan
partijen verzonden:
[Zie ook arrest HR nummer 33593 (red.)]