ECLI:NL:GHSGR:1996:AA4358

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 1996
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
95/1395
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.W. Ilsink
  • M.J.M. Tetteroo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van explootkosten in belastingzaak gemeente Maassluis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 december 1996 uitspraak gedaan in een beroep van belanghebbende X tegen de beslissing van de comptabele van de gemeente Maassluis. De comptabele had aan belanghebbende explootkosten van f. 50,= in rekening gebracht, welke kosten voortvloeiden uit een aanmaning die belanghebbende niet had ontvangen. Belanghebbende stelde dat de aanmaning niet was verzonden, en dat de kosten onterecht waren opgelegd. Het Hof oordeelde dat de comptabele in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld door een dwangbevel uit te vaardigen voor een relatief klein bedrag van f. 10,= aan aanmaningskosten. Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak en de beschikking van de comptabele, en veroordeelde de comptabele tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende. De beslissing werd op 18 maart 1997 vastgesteld door vice-president mr. J.W. Ilsink en waarnemend griffier mr. M.J.M. Tetteroo, en is openbaar uitgesproken op 17 december 1996.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
tiende enkelvoudige belastingkamer
18 maart 1997
nummer 95/1395
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de comptabele van de gemeente Maassluis (hierna aan te duiden als: de comp-tabele) betreffende na te noemen beschikking.
1. Beschikking en bezwaar
1.1. Bij beschikking van 17 november 1994 zijn aan belangheb-bende f. 50,= explootkosten in rekening gebracht.
1.2. De comptabele heeft de beschikking bij de uitspraak op het tegen die beschikking gerichte bezwaarschrift gehandhaafd.
2. Loop van het geding
2.1. Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in be-roep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belang-hebbende door de griffier een griffierecht geheven van f. 40,=. De comptabele heeft een vertoogschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 3 december 1996, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar is verschenen belanghebbende.
2.3. Namens de comptabele, die door de griffier bij aangete-kende brief, ter post bezorgd op 8 november 1996, in kennis is gesteld van plaats, dag en uur van de mondelinge behandeling der zaak, is niemand ter zitting verschenen.
2.4. Het Hof heeft bij mondelinge uitspraak van 17 december 1996 de uitspraak waarvan beroep vernietigd, de beschikking waarbij aan belanghebbende de explootkosten ad f. 50,= in re-kening zijn gebracht vernietigd, de comptabele veroordeeld in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende ge-vallen en vastgesteld op f. 15,=, onder aanwijzing van de ge-meente Maassluis als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en de comptabele gelast aan belanghebbende te ver-goeden het voor deze zaak gestorte griffierecht ad f. 40,=.
2.5. De comptabele heeft verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. In verband met dat verzoek is een griffierecht betaald van f. 150,=.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en op zich-zelf aannemelijk, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is voor het jaar 1994 aangeslagen in de rioolrechten van de gemeente Maassluis; de aanslag bedroeg f. 121,=. Het aanslagbiljet is gedagtekend 31 mei 1994. De laatste betaaltermijn verviel op 31 augustus 1994; toen was nog niets betaald.
3.2. Tot de stukken behoort een afschrift van een op 10 okto-ber 1994 gedagtekende aanmaning, waarbij belanghebbende is gemaand de aanslag (met kosten) binnen tien dagen te betalen. Volgens de comptabele is die aanmaning toen aan belanghebbende gezonden. Belanghebbende ontkent de aanmaning te hebben ont-vangen. De aanmaning is per gewone post verzonden, dus niet aangetekend of met ontvangstbevestiging. De aanmaningskosten belopen f. 10,=.
3.3. Belanghebbende heeft de aanslag in twee termijnen be-taald. Naar het Hof begrijpt is de eerste termijn ad f. 60,= op 21 oktober 1994 op de rekening van de comptabele bijge-schreven en de tweede ad f. 61,= op 28 oktober 1994. Daarmee was de aanslag betaald, de aanmaningskosten echter niet.
3.4. Op 17 november 1994 is aan belanghebbende een dwangbevel betekend ter invordering van de onbetaald gebleven aanmanings-kosten ad f. 10,=. De explootkosten bedragen f. 50,=. Op 30 december 1994 betaalde belanghebbende per kas een bedrag van f. 10,50, bestaande uit f. 10,= voor de aanmaningskosten en f. 0,50 wegens door de gemeente gederfde rente.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil de vraag of de explootkos-ten ad f. 50,= terecht aan belanghebbende in rekening zijn gebracht. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de comptabele bevestigend.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken.
4.3. Belanghebbende heeft zijn standpunt ter zitting toege-licht. Hij heeft aldaar aan zijn in de stukken gegeven uiteen-zetting geen grieven of weren toegevoegd.
4.4. Het beroep van belanghebbende strekt - naar het Hof be-grijpt - tot vernietiging van de beschikking. De comptabele heeft geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uit-spraak.
5. Overwegingen omtrent het geschil
5.1. Tegen de in rekening gebrachte explootkosten kan op de voet van artikel 7, lid 1, van de Kostenwet invordering rijks-belastingen bezwaar worden gemaakt. In strijd met het bepaalde in artikel 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht staat op het exploot niet de rechtsmiddelverwijzing vermeld, terwijl be-langhebbende ook niet op andere wijze werd ingelicht over zijn rechten. Belanghebbende wist dan ook niet dat hij bezwaar kon maken. Niettemin heeft hij wel bij de comptabele geprotesteerd tegen de gang van zaken, aanvankelijk mondeling - in december 1994 - en later schriftelijk bij brief van 3 januari 1995. Deze brief is door de comptabele - terecht - als bezwaar-schrift aangemerkt.
5.2. Het bezwaarschrift is niet tijdig ingediend. De laatste dag van de bezwaartermijn - die zes weken beloopt - was immers 29 december 1994. Niettemin vindt het Hof in het onder 5.1 overwogene voldoende rechtvaardiging de termijnoverschrijding op de voet van artikel 6:11 Awb verschoonbaar te achten. De comptabele heeft belanghebbende dus terecht in het bezwaar ontvangen.
5.3. Belanghebbende grondt zijn grieven tegen de explootkosten op twee stellingen:
a. belanghebbende heeft de aanmaning niet ontvangen en dus zijn de kosten daarvan ten onrechte bij dwangbevel ing-evorderd;
b. de handelwijze van de comptabele is buitengewoon klanton-vriendelijk en in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur; een telefoontje was voldoende geweest belangheb-bende de aanmaningskosten te doen betalen.
5.4. De stelling onder a stuit af op het bepaalde in artikel 7, lid 2, van de Kostenwet. De wetgever heeft bepaald dat het bezwaarschrift niet kan zijn gegrond op de stelling dat de aanmaning niet is ontvangen. Ook belanghebbende zal zich daar-bij moeten neerleggen.
5.5. De stelling onder b is wel doeltreffend. Niet alleen het gezonde verstand, maar ook en vooral het bepaalde in artikel 3:4 Awb verhindert dat de comptabele ter invordering van slechts f. 10,= het zware middel van een dwangbevel aanwendt, althans in verband daarmee aan belanghebbende f. 50,= aan kos-ten in rekening brengt. Gesteld noch gebleken is dat aan dat besluit een redelijke belangenafweging is voorafgegaan, ter-wijl zonneklaar is dat het voor belanghebbende nadelige gevolg van het besluit (het moeten betalen van de explootkosten ad f. 50,=) volstrekt onevenredig is in verhouding tot het met het besluit te dienen doel (de invordering van een onbetaald gebleven tientje).
5.6. Het beroep is gegrond. De explootkosten zijn ten onrechte aan belanghebbende in rekening gebracht.
6. Proceskosten en griffierecht
De comptabele moet in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten bestaan uit de door belanghebbende gemaakte reis-kosten die het Hof vaststelt op f. 15,=. Ook moet de comptabe-le belanghebbende het betaalde griffierecht van f. 40,= ver-goeden.
7. Beslissing
Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep, alsmede de be-schikking waarbij aan belanghebbende de explootkosten ad f. 50,= in rekening zijn gebracht,
- veroordeelt de comptabele in de kosten van het beroep, aan de zijde van belanghebbende gevallen en vastgesteld op f. 15,=, onder aanwijzing van de gemeente Maassluis als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en
- gelast de comptabele aan belanghebbende te vergoeden het voor deze zaak gestorte griffierecht ad f. 40,=.
Aldus vastgesteld op 18 maart 1997 door mr. J.W. Ilsink, vice-president, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. M.J.M. Tetteroo. De beslissing is op de voet van artikel 17a, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken op 17 december 1996 in het openbaar uitgesproken.
(Tetteroo) (Ilsink)
Aangetekend aan
partijen verzonden: 18 maart 1997
[Zie ook arrest HR nummer 33256 (red.)]