ECLI:NL:GHSGR:1995:AA4474

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 augustus 1995
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
93/4152
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A.C. de Groot
  • E.M. Aukes-de Vries
  • J.M. van der Beek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingaanslag en rechtsgeldigheid van een compromis tussen belanghebbende en de belastinginspecteur

Op 9 augustus 1995 heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak van belanghebbende X, die in beroep was gekomen tegen een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1988. De aanslag was opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 107.567, welke door de Inspecteur was gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Belanghebbende had een rekening-courant schuld aan zijn vennootschap, restaurant 'C' B.V., en er was een geschil ontstaan over de correctie die de Inspecteur had toegepast op het aangegeven belastbare inkomen. De Inspecteur had een bedrag van ƒ 66.124 als uitdeling aangemerkt, wat leidde tot de verhoging van het belastbare inkomen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 1995 werd het standpunt van belanghebbende dat er geen rechtsgeldig compromis was gesloten tussen hem en de Inspecteur, besproken. Belanghebbende stelde dat hij onder dwang had ingestemd met het compromis, maar het Hof verwierp deze stelling. Het Hof oordeelde dat de heer E, die namens de Inspectie der Vennootschapsbelasting het compromis had ondertekend, bevoegd was om dit te doen. Het Hof concludeerde dat de uitdeling, die voortvloeide uit de niet-aflossing van de rekening-courant schuld, terecht was aangemerkt door de Inspecteur.

Uiteindelijk bevestigde het Gerechtshof de uitspraak van de Inspecteur en verwierp het beroep van belanghebbende. Het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd vastgesteld in raadkamer door de rechters A.C. de Groot, E.M. Aukes-de Vries en J.M. van der Beek, en de waarnemend griffier F.J. Crabbendam.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE 's-GRAVENHAGE
eerste meervoudige belastingkamer "p"
9 augustus 1995
nummer 93/4152
UITSPRAAK
op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid Belastingdienst/ Ondernemingen P, betreffende na te noemen aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aanslag in de inkomsten-belasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 107.567.
Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
2. Loop van het geding
Belanghebbende is van de bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In verband daarmede is van belanghebbende door de griffier een griffierecht geheven van ƒ 75. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingezonden, waarop de Inspecteur heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Gerechtshof van 7 maart 1995, gehouden te 's-Gravenhage. Aldaar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde A, alsmede de Inspecteur.
3. Vaststaande feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1 Belanghebbende en zijn echtgenote zijn directeur en enig aandeelhouders in restaurant "C" B.V., (nader te noemen de B.V.). Belanghebbende houdt 96% van het aandelenkapitaal in genoemde vennootschap, zijn echtgenote 4%.
3.2 Belanghebbende en zijn echtgenote hebben beiden een rekening-courant schuld aan de vennootschap. In de loop der jaren zijn de saldi van de rekeningen-courant hoog opgelopen. Ultimo 1988 bedroeg de rekening-courant schuld van belanghebbende en zijn echtgenote tezamen ƒ 193.942; ultimo 1989 ƒ 201.559.
3.3 In 1987 heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden naar aanleiding van de aangiften vennootschapsbelasting van de B.V. voor de jaren 1982 tot en met 1985. Bij de slotbespreking van het boekenonderzoek d.d. 23 juli 1987 is in overleg met de heer B, afgesproken dat belanghebbende uiterlijk 1 september 1987 een aflossingsschema met betrekking tot de rekeningen-courant zou overleggen. Belanghebbende zegt toe de rekening-courant schulden in vijf gelijke jaarlijkse termijnen af te lossen tot nihil (per 31 december 1990).
3.4 Naar aanleiding van de boekencontrole is op 24 mei 1988 ter Inspectie Vennootschapsbelasting een bespreking gevoerd.
Hierbij waren aanwezig de belanghebbende zelf, de Adjunct-inspecteur der direkte belastingen, de heer D, de Hoofdcontroleur bij de Inspectie der Vennootschapsbelasting, de heer E, en de toenmalige adviseur van belanghebbende, de heer B.
3.5 De resultaten van deze bespreking zijn als volgt neergelegd in een, in copie tot de stukken van het geding behorende, brief van de heer E aan de heer B d.d. 30 mei 1988.
"We zijn overeengekomen dat de rekening-courant verhouding welk ultimo 1985 ƒ 319.545,01 bedraagt. In vijf gelijke jaarlijkse termijn zal worden afgelost. Zie ook de verklaring d.d. 24 februari 1988. Ter aflossing zal in 1988 het tantiéme ƒ 93.000 met de rekening-courant worden verrekend en bij de inkomstenbelasting worden aangegeven.
De rekening-courant verhouding bedraagt ultimo 1988 maximaal 2/5 x ƒ 319.545,01 = ƒ 127.818,--. Er zal geen andere vordering op de heer X en zijn echtgenote bestaan.
Indien ultimo 1988 de vordering op de heer X en zijn echtgenote meer bedraagt dan ƒ 127.818, zal dit meerdere als een uitdeling van winst worden aangemerkt en bij de inkomstenbelasting worden belast. Jaarlijks wordt de wettelijke rente berekend".
Deze brief is door belanghebbende en de heer B voor akkoord getekend en geretourneerd.
3.6 Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur het aangegeven belastbare inkomen ad ƒ 41.444 verhoogd met een als uitdeling aangemerkt bedrag van ƒ 66.124, door de Inspecteur berekend als zijnde het verschil tussen de bestaande rekening-courantschuld per 31 december 1988 ad ƒ 193.942 en de schuld zoals deze conform de aflossingsregeling zou moeten bedragen, te weten ƒ 127.818.
4. Omschrijving geschil en standpunten van partijen
4.1 Tussen partijen is in geschil of de door de Inspecteur toegepaste correctie terecht heeft plaatsgevonden, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.
4.2 Partijen doen hun vorenomschreven standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de stukken. Zij hebben hun standpunten ter zitting toegelicht, doch aldaar aan hun in de stukken gegeven uiteenzettingen geen grieven of weren toegevoegd.
5. Conclusies van partijen
Het beroep van belanghebbende strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 41.444.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
6. Overwegingen omtrent het geschil
6.1 De meest verstrekkende grief van belanghebbende houdt in dat er, tengevolge van een dwangsituatie aan zijn kant, tussen partijen geen rechtsgeldig compromis tot stand is gekomen. Belanghebbende heeft echter geen feiten en/of omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat hij onder dwang met het onderhavige compromis heeft ingestemd. Ook anderszins is daarvan niet gebleken.
6.2.1 Voor het geval het Hof van oordeel is dat wel sprake is van een rechtsgeldig compromis, neemt belanghebbende het standpunt in, dat het slechts werking kan hebben met betrekking tot de vennootschapsbelasting en niet voor de inkomstenbelasting, omdat de heer E, die de overeenkomst namens de fiscus heeft ondertekend, niet bevoegd was op te treden in inkomstenbelastingaangelegenheden en belanghebbende voorts niet op de hoogte is gesteld van het feit dat bij het gesprek op 24 mei 1988 een inkomstenbelastingfunctionaris (de heer D) aanwezig was.
6.2.2 Ook dit standpunt van belanghebbende verwerpt het Hof. De heer E namens de Inspectie der Vennootschapsbelasting bevoegd een compromis inzake een uitdeling te sluiten. Uit de nauwe samenhang tussen de inkomstenbelasting- en de vennootschapsbelastingwetgeving, onder meer blijkend uit de overeenkomst in systematiek en begrippenapparaat, vloeit voort dat indien een vennootschap, gelijk in casu, aan een (groot)
aandeelhouder een uitkering doet die is aan te merken als een winstuitdeling, deze uitkering bij de aandeelhouder voor de heffing van inkomstenbelasting geldt als inkomsten uit vermogen (opbrengst van aandelen). Bij wege van renseignering plegen de verschillende Inspecteurs elkaar van zulke samenhangende kwesties op de hoogte te brengen; om het compromis gel-
dingskracht te laten hebben voor zowel de vennootschapsbelasting als de inkomstenbelasting was het daarom niet noodzakelijk dat namens beide sectoren een bevoegde functionaris het compromis voor akkoord tekende. Dat belanghebbende niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de heer D bij de bespreking op 24 mei 1988 is in dit licht dus niet relevant. Overigens is met diens aanwezigheid de bevoegdheid van de heer E voldoende gedekt geweest.
6.2.3 Evenmin is van belang of de voormalige belastingadviseur van belanghebbende, de heer B, ter plaatse op 24 mei 1988 akkoord ging of pas later, aangezien hij hetgeen op papier is gezet in de brief van 30 mei 1988 voor akkoord heeft getekend; dat deze brief een juiste weergave vormt van het besprokene is tussen partijen niet in geschil. Het horen van de heer B als getuige omtrent de vraag of hij (ook) reeds op 24 mei 1988 akkoord is gegaan kan derhalve geen steun voor belanghebbendes standpunt opleveren.
6.3 Tenslotte voert belanghebbende aan dat in het onderhavige jaar geen sprake kan zijn van een uitdeling, nu de schuld in rekening-courant in het onderhavige jaar niet is toegenomen. Het Hof verwerpt deze stelling. Het achterwege laten van de aflossing van zijn schuld aan de B.V., waartoe belanghebbende zich had verplicht, is, zonder dat - gelijk belanghebbende betoogt - sprake is van strijd met de wet of enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, te kwalificeren als het plaatsvinden van een uitdeling door de B.V., waardoor - nu aangenomen moet worden dat belanghebbende de schuld niet zal terugbetalen - vermogen van de B.V. naar belanghebbende is gevloeid. Gesteld noch gebleken is dat er in de B.V. onvoldoende winst aanwezig was om de uitdeling te dekken.
6.4 Gezien al het vorenoverwogene kan het beroep van belanghebbende niet slagen.
7. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
8. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak waarvan beroep.
Aldus vastgesteld in raadkamer op 9 augustus 1995 door mrs. A.C. de Groot, vice-president, E.M. Aukes-de Vries en J.M. van der Beek, raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F.J. Crabbendam.
Crabbendam de Groot
coll.:
aangetekend aan partijen verzonden:12 september 1995
[Zie ook arrest HR nummer 31562 (red.)]