Gesteld noch gebleken is dat er een (nadere) huurovereenkomst is opgesteld.
1.4 De exploitatie door [broer] was geen succes. Op 29 juni 2004 vond een bespreking plaats waarbij aanwezig waren [broer], [adviseur] (destijds werkzaam bij [accountantskantoor X] en door [broer] ingeschakeld als adviseur), [Y], [Z] en [appellant]. [geïntimeerde] was daarbij ook uitgenodigd met zijn adviseur [Q], maar zij hebben daags ervoor afgezegd.
Tijdens deze bespreking zijn de problemen en mogelijke oplossingen besproken, waaronder overname van de exploitatie door [appellant]. [appellant] heeft, blijkens het opgemaakte maar niet ondertekende besprekingsverslag waarvan [geïntimeerde] een kopie heeft ontvangen, aangegeven dat [geïntimeerde] bereid zou zijn de huurovereenkomst tegen dezelfde condities voort te zetten.
1.5 Op 10 juli 2004 hebben [geïntimeerde], [appellant] en [broer] een door notulist Strijtveen opgemaakt bespreekverslag ondertekend waarin is opgenomen dat [broer] op 31 juli 2004 € 220.000,- aan [geïntimeerde] zal betalen, dat de huurovereenkomst tussen [broer] en [geïntimeerde] per 1 augustus 2004 wordt ontbonden, dat [appellant] de exploitatie gaat overnemen en de bedrijfsruimte met ingang van 1 augustus 2004 voor 5 jaar plus 5 optiejaren gaat huren, waartoe een huurcontract wordt opgesteld. Afgesproken is dat de heer [Y] juristen en notarissen aanwijst die de transacties vastleggen.
1.6 Door advocatenkantoor JPR te Deventer is een huurovereenkomst opgesteld, met als bijlage de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte volgens het in 2003 vastgestelde model van de ROZ.
Deze huurovereenkomst is tevoren naar partijen toegestuurd. Partijen zijn op 24 juli 2004 bijeengekomen en hebben in aanwezigheid van hun echtgenotes en dhr. [adviseur], de huurovereenkomst ondertekend nadat [adviseur] daaraan ter plaatse, op voorstel van [geïntimeerde], de passage had toegevoegd: "Partijen zijn overeengekomen dat onderhoud aan het pand voor rekening komt van de huurder." Deze aanvulling is door beide partijen geparafeerd.
In de huurovereenkomst, die per 1 augustus 2004 inging, is voorts opgenomen dat de huurder het gehuurde uiterlijk op 31 juli 2009 kan kopen voor een jaarlijks te indexeren koopprijs van € 680.669,-.
1.7 Partijen hebben bij aanvang van de huurovereenkomst geen beschrijving opgemaakt van de staat waarin het gehuurde verkeerde.
1.8 In opdracht van [appellant] is het gehuurde door De Taxatheek getaxeerd, hetgeen resulteerde in een onderhandse verkoopwaardebepaling, vrij van huur en gebruik, van € 450.000,- op 27 oktober 2006.
1.9 Bij brief van 9 mei 2008 aan [geïntimeerde] heeft [appellant] meegedeeld dat hij het gehuurde, zoals door [geïntimeerde] voorgesteld, opnieuw heeft laten taxeren door een BOVAG-taxateur en dat de waarde op 10 mei 2007 is bepaald op € 624.224,-. [appellant] heeft aangeboden het gehuurde voor € 6.000,- meer te kopen, welk aanbod door [geïntimeerde] is geweigerd.
1.10 In 2008 is tussen partijen onenigheid ontstaan over door [appellant] aangebrachte wijzigingen in het gehuurde en de inhoud van de contractuele onderhoudsverplichting. In een brief van 22 september 2008 heeft [geïntimeerde] van [appellant] geëist dat hij binnen een maand start met het professioneel (laten) uitvoeren van "bijvoorbeeld de buitenschilderwerkzaamheden, herstelwerkzaamheden alsmede dakreparaties."
1.11 [geïntimeerde] heeft om een voorlopig getuigenverhoor verzocht dat in juni 2009 is gehouden. [geïntimeerde] en zijn vrouw, [appellant] en zijn vrouw en de reeds onder 1.4 genoemde [adviseur] hebben verklaringen afgelegd over de op 24 juli 2004 toegevoegde bepaling omtrent het onderhoud.
- [De vrouw van geïntimeerde] heeft verklaard dat haar man die passage miste en dat de huurder de toevoeging accepteerde zonder dat daarbij verdere toelichting is gegeven. Er zijn geen afspraken gemaakt wie zou bepalen wanneer welk onderhoud uitgevoerd zou moeten worden.
- [geïntimeerde] heeft verklaard dat hij akkoord ging met [appellant] als huurder in plaats van [broer], indien dat onder dezelfde voorwaarden zou gebeuren.
Daags voor ondertekening ontving hij het conceptcontract en hij zag meteen dat de bepaling over het onderhoud ontbrak. De volgende dag heeft hij meteen gezegd dat hij alleen wilde tekenen als een clausule werd toegevoegd over het onderhoud met dezelfde strekking als in het vorige contract. [appellant] heeft dat meteen zonder protest geaccepteerd. [geïntimeerde] herinnert zich geen discussie over wat dat onderhoud precies inhield. Er is niet gesproken over wie zou bepalen wanneer welk onderhoud uitgevoerd zou moeten worden.
- Volgens [appellant] heeft hij wel gevraagd wat [geïntimeerde] bedoelde met de door hem gewenste toevoeging over het onderhoud voor rekening van de huurder. Daarop heeft [geïntimeerde] geantwoord dat het ging om schoonhouden van goten en aanvegen van het plein. Volgens [appellant] heeft hij aangegeven dat hij dit logisch vond en dat dit niet in het contract hoefde, maar dat daartegen ook geen bezwaar was. In zijn beleving had de clausule alleen betrekking op het netjes houden van de buitenkant, terwijl overigens het onderhoud voor rekening van de eigenaar zou blijven.
- [De vrouw van appellant] heeft verklaard dat het contract door een advocaat is opgesteld, gebaseerd op de intentieverklaring die de broer van haar man en [geïntimeerde] hadden opgesteld. In die intentieovereenkomst was bepaald dat het onderhoud voor rekening van de koper zou zijn, in dat geval was dat dus de vorige huurder, aldus [de vrouw van appellant]. Ook volgens [de vrouw van appellant] is om uitleg gevraagd toen [geïntimeerde] aangaf een bepaling omtrent onderhoud toe te willen voegen, waarop [geïntimeerde] antwoordde dat het ging om bladeren uit de dakgoot halen en schoonhouden van het plein. Volgens [de vrouw van appellant] hoefde dat niet in het contract omdat dit vanzelf sprak, maar [geïntimeerde] wilde het toch omdat de vorige huurder er in zijn ogen een rommeltje van maakte.
- Volgens [adviseur] heeft hij geen bemoeienis gehad met de totstandkoming van de tekst van de nieuwe huurovereenkomst. Hij was wel bij de ondertekening aanwezig en het handschrift van de toegevoegde passage is het zijne, maar hij kan zich van het besprokene niets herinneren.
1.12 [geïntimeerde] heeft eveneens om een voorlopige plaatsopneming verzocht. De kantonrechter heeft de bedrijfsruimte op 2 juni 2009 bezocht, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
1.13 [appellant] heeft geen gebruik gemaakt van zijn koopoptie. De huurovereenkomst is na de eerste termijn voor 5 jaar voortgezet tot 1 augustus 2014.
1.14 Op 3 mei 2010 is het gehuurde in opdracht van [geïntimeerde] gekeurd door twee bouwkundige inspecteurs, verbonden aan Woning Schouw B.V., die naar aanleiding daarvan twee rapporten hebben opgemaakt: een "Meerjaren onderhoudsplanning" en een "Bouwtechno-rapport".
1.15 [geïntimeerde] heeft het hierna onder 2.5 vermelde vonnis van 4 mei 2010 op 12 mei 2010 laten betekenen met bevel om binnen twee maanden de onderhoudsverplichting na te komen onder aanzegging van verbeurte van de dwangsommen.
1.16 Bij exploot van 11 juni 2010 heeft [geïntimeerde] het Bouwtechno-rapport aan [appellant] doen betekenen.
1.17 [appellant] heeft op 25 juni 2010 een executie kort geding aanhangig gemaakt. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellant] bij vonnis van 9 juli 2010 afgewezen, overigens na te hebben overwogen dat het rapport van Woning Schouw niet bepalend hoeft te zijn "bij de thans niet aan de orde zijnde beantwoording van de vraag of [appellant] tekort zal schieten in bedoelde onderhoudsverplichting en daardoor werkelijk dwangsommen gaat verbeuren."
1.18 Op 10 januari 2011 is aan [appellant] een exploot van opeising dwangsom betekend, waarbij hem is aangezegd dat [geïntimeerde] heeft moeten constateren dat [appellant] niet, althans onvoldoende, gevolg heeft gegeven aan het vonnis van 4 mei 2010 en dat [geïntimeerde] aanspraak maakt op de verbeurde dwangsommen vanaf 12 juli 2010, zijnde op 10 januari 2011 een bedrag van € 193.000,-.
1.19 [appellant] heeft in kort geding gevorderd te bepalen dat die dwangsommen niet verbeurd zijn, althans [geïntimeerde] te verbieden tot inning en executie over te gaan, althans subsidiair te bepalen dat [geïntimeerde] zekerheid stelt.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 21 februari 2011 de vorderingen afgewezen.