ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7443

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.117.647/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheer mr. A.J. Rietveld in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 20 december 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] tegen raadsheer mr. A.J. Rietveld. De verzoekers stelden dat mr. Rietveld partijdig was, omdat zij eerder in een strafzaak tegen verzoeker 1 had geoordeeld, waarbij dezelfde buren als aangevers betrokken waren. De wrakingskamer heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend. De gronden van het wrakingsverzoek waren gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van mr. Rietveld, die volgens verzoekers zowel als raadsheer als officier van justitie had gefunctioneerd in dezelfde arrondissement. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat mr. Rietveld eerder in een zaak tegen verzoeker 1 had geoordeeld, niet voldoende was om te concluderen dat zij partijdig was in de huidige zaak. De wrakingskamer heeft ook vastgesteld dat mr. Rietveld niet gelijktijdig als officier van justitie en raadsheer werkzaam was, aangezien zij per 1 februari 2009 als raadsheer-plaatsvervanger in dienst was gekomen en pas per 1 januari 2010 tot raadsheer was benoemd. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de door verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden geen objectieve grond voor vrees voor partijdigheid opleverden. Het verzoek tot wraking is derhalve ongegrond verklaard en afgewezen.

Uitspraak

Beschikking 20 december 2012
Rekestnummer 200.117.647/01
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Wrakingskamer
Beschikking in de zaak met zaaknummer 200.117.647/01
[verzoeker 1]l en
[verzoeker 2]
verzoekers in het wrakingsincident,
tegen
mr. A.J. Rietveld
raadsheer in dit hof,
verweerder in het wrakingsincident.
Het verloop van de procedure
In de zaken met parketnummers 24-002761-11 en 24-002762-11 heeft de meervoudige strafkamer van het hof, bestaande uit mrs. K. Lahuis, A.J. Rietveld en F.R. Vermeer, raadsheren, voor het laatst op 26 november 2012 zitting gehouden. Ter terechtzitting hebben verzoekers een verzoek gedaan dat strekt tot wraking van mr. Rietveld. De van die zitting opgemaakte processen-verbaal bevinden zich bij de stukken.
Mr. Rietveld heeft niet in de wraking berust en heeft te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van het recht om in raadkamer te worden gehoord.
Het verzoek strekkende tot wraking is behandeld in raadkamer van de wrakingskamer op
10 december 2012. In raadkamer zijn verzoekers verschenen. Verzoekers hebben ter zitting beiden een pleitnota overgelegd.
De advocaat-generaal, mr. dr. I.E.W. Gonzales, heeft bij monde van de heer Van der Zwaag, per email van 4 december 2012 te kennen gegeven dat het openbaar ministerie geen gebruik zal maken van de mogelijkheid om op het wrakingsverzoek te worden gehoord.
De beoordeling
De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
1. De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het wrakingsverzoek
2. Het door de griffier opgemaakt proces-verbaal van het wrakingsverzoek van [verzoeker 1] luidt als volgt:
"([verzoeker 1]:) Ik wraak de raadsheer mr. A.J. Rietveld. Zij heeft in de periode van 2004 tot heden in zaken gerelateerd aan de onderhavige strafzaak geoordeeld. In de strafzaak tegen mij met parketnummer eerste aanleg 18-070484-04, in hoger beroep parketnummer 24-002773-08, heeft zij geoordeeld.
Zij heeft ook een dubbelrol aangezien zij zowel als officier van justitie als raadsheer werkzaam is in hetzelfde arrondissement. Mijn angst voor partijdigheid is legitiem en gerechtvaardigd".
[verzoeker 2] heeft zich bij het wrakingsverzoek van [verzoeker 1] aangesloten. Ter toelichting op dit verzoek hebben verzoekers bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek nog aangegeven dat hun bezwaar met name ziet op het feit dat de nu lopende strafzaak dezelfde oorsprong heeft als de eerdere strafzaak tegen [verzoeker 1], te weten een langslepend conflict met de buren.
De beoordeling van het wrakingsverzoek
3. Voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek is de toepasselijke norm gegeven in artikel 512 Wetboek van Strafvordering (SV) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria. Artikel 512 SV bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 6 EVRM heeft een ieder recht op een eerlijke en onpartijdige behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht.
4. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 512SV/artikel 6 EVRM kan onderscheid gemaakt worden tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid. Bij de subjectieve aspecten gaat het om de persoonlijke instelling van de rechter. Bij de objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. De verzoeker hoeft niet te bewijzen dat die feiten of omstandigheden ook werkelijk tot vooringenomenheid hebben geleid: "legitimate doubt" kan voldoende zijn. De feiten waarop de verzoeker zich beroept moeten aannemelijk zijn geworden. Zij moeten zwaarwegende redenen opleveren voor (objectiveerbare) twijfel aan de onpartijdigheid.
5. Verzoekers hebben twee punten aangevoerd waarvan zij vrezen dat die de onpartijdigheid van mr. Rietveld aantasten. Ten eerste stellen zij dat mr. Rietveld gelijktijdig als officier van justitie en als raadsheer werkzaam is geweest en ten tweede stellen zij dat, nu
mr. Rietveld al eerder een strafzaak tegen [verzoeker 1] heeft behandeld, mr. Rietveld niet onbevooroordeeld naar de huidige strafzaak kan kijken. De wrakingskamer zal beide punten afzonderlijk bespreken.
6. Naar de wrakingskamer heeft vastgesteld is mr. Rietveld tot 1 februari 2009 werkzaam geweest als officier van justitie. Per 1 februari 2009 is zij als raadsheer-plaatsvervanger full time in dienst gekomen bij het gerechtshof Leeuwarden en feitelijk per 1 januari 2010 is zij tot raadsheer benoemd. Mr. Rietveld is derhalve niet gelijktijdig als officier van justitie en raadsheer (al dan niet binnen hetzelfde arrondissement) werkzaam geweest. Deze wrakingsgrond mist derhalve feitelijke grondslag.
7. Bij arrest van 27 oktober 2009 is [verzoeker 1] veroordeeld voor bedreiging, vernieling en belaging van zijn buurman. Mr. Rietveld maakte deel uit van de strafkamer die dat arrest heeft gewezen. De feiten en omstandigheden die verzoekers aan hun verzoek tot wraking ten grondslag hebben gelegd, geven geen grond om te vrezen dat het mr. Rietveld ontbreekt aan onpartijdigheid. Dienaangaande overweegt de wrakingskamer dat het enkele feit dat mr. Rietveld heeft meebeslist als raadsheer(-plaatsvervanger) in de eerdere strafzaak tegen [verzoeker 1], niet meebrengt dat mr. Rietveld reeds om die reden geacht moet worden partijdig te zijn in onderhavige strafzaak.
Uitgangspunt is immers dat elke nieuwe zaak op zijn eigen merites wordt behandeld. Het enkele feit dat mr. Rietveld in een eerdere strafzaak tegen [verzoeker 1], waarin dezelfde buren als aangever figureerden, ten nadele van [verzoeker 1] heeft beslist, geeft geen objectieve grond voor (de schijn van) vooringenomenheid.
De overige door verzoekers aangevoerde feiten en omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, maken dit oordeel niet anders. Wellicht bestaat er bij verzoekers de subjectieve vrees voor bij mr. Rietveld aanwezige vooringenomenheid, doch dat die vrees objectief gerechtvaardigd is, is naar het oordeel van de wrakingskamer blijkens het voorgaande niet aannemelijk geworden.
De verdere bezwaren die verzoekers tegen hun strafvervolging als zodanig hebben aangevoerd gaan het bestek van de wraking van mr. Rietveld te buiten, zodat de wrakingskamer daarover verder geen oordeel kan vellen.
8. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking ongegrond is en afgewezen dient te worden.
De beslissing
Het gerechtshof (de wrakingskamer):
- wijst af het verzoek tot wraking.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, J.H. Kuiper en W. Foppen, leden van de wrakingskamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 december 2012 in bijzijn van de griffier mr. M. Koster.