5. Het hof zal van de volgende feiten uitgaan.
5.1. De gemeente heeft [appellant] bij beschikking van 31 mei 2002 gelast om binnen vier weken na deze datum een zonder bouwvergunning opgericht botenhuis te verwijderen. Bij deze beschikking is [appellant] aangezegd dat indien hij na afloop van deze termijn nog niet aan bedoelde last heeft voldaan, hij een dwangsom van € 500,- verbeurt voor elke week dat de overtreding voortduurt. De in totaal maximaal te verbeuren dwangsommen zijn door de gemeente bepaald op een bedrag van € 5.000,-.
5.2. De begunstigingstermijn waarbinnen genoemd botenhuis verwijderd had moeten worden, eindigde op 29 juni 2002. Bij controlebezoeken in de daaropvolgende weken 27 t/m 36 van 2002 is de gemeente gebleken dat het botenhuis nog steeds aanwezig was. Vervolgens heeft de gemeente [appellant] bij brief van 21 november 2002 medegedeeld dat hij diende over te gaan tot betaling van een door hem verbeurd bedrag aan dwangsommen van € 5.000,-. [appellant] heeft dit bedrag niet betaald. De gemeente heeft in verband daarmee op 4 februari 2003 een dwangbevel tegen [appellant] uitgevaardigd, met bevel tot betaling van het bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met wettelijke rente en kosten.
5.3. [appellant] is eigenaar van de woning op het adres [adres 1]. Volgens de gemeentelijke basisadministratie (GBA) van de gemeente heeft [appellant] vanaf 17 augustus 2000 ingeschreven gestaan op het adres [adres 2]. Dit adres betrof het schip [adres 1] en
[adres 2] zijn verschillende kadastrale percelen.
5.4. Op 13 mei 2003 heeft de betekening van het dwangbevel door een aan NGC deurwaarders (toegevoegd kandidaat-) deurwaarder plaatsgevonden. Het exploot van betekening vermeldt dat het is betekend op het adres [adres 1] aan de (destijds 14-jarige) "dochter en huisgenote" van [appellant]. Bovenaan het betekeningsexploot staat vermeld "dossiernr.: 284832/Hmei."
5.5. [appellant] heeft NGC Gerechtsdeurwaarders bij faxbericht van 14 mei 2003 een pleitnota toegestuurd die door hem was gebruikt in een bestuursrechtelijke procedure tegen de gemeente. In de aanhef van de fax is aangegeven dat deze betreft "Dwangbevel dossiernummer 284832". Verder heeft NGC Gerechtsdeurwaarders diezelfde dag een faxbericht terzake de invordering gestuurd aan [medewerker], waarin vermeld staat:
"Inzake de invordering op [appellant], [adres 1], doe ik u bijgaand toekomen een kopie van het uitgebrachte exploit d.d. 13/05/2003. Tevens heeft debiteur hedenochtend telefonisch contact gezocht. Hij gaat schriftelijk verweer voeren tegen deze invordering.(…)"
5.6. De gemeente heeft op 10 november 2003 een exploot strekkende tot stuiting van verjaring van de dwangsommen laten betekenen aan [appellant]. Volgens het exploot heeft betekening plaatsgevonden aan:
“[appellant] wonende te [adres 1] (…) postadres [adres 2] (hierna te noemen schuldenaar) aldaar mijn exploit doende en afschrift latende aan:
Voormeld adres in gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten”.
De hiervoor gecursiveerde woorden zijn met de hand geschreven.
5.7. Vervolgens heeft de gemeente op 6 mei 2004 wederom een exploot laten betekenen om de verjaring van de dwangsommen te stuiten. Volgens dit exploot heeft betekening plaatsgevonden aan [appellant] aan het adres [adres 2] “aldaar aan dit adres mijn exploot doende, en afschrift hiervan, latende aan:
voormeld adres in gesloten envelop middels toezending per post met daarop de vermelding als voorgeschreven omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten en er geen brievenbus aanwezig was.”
De hiervoor gecursiveerde woorden zijn met de hand geschreven. Op 6 oktober 2004 en op 6 april 2005 is een exploot op gelijke wijze betekend aan het adres [adres 2].
5.8. Op 20 december 2004 heeft de gemeente ten laste van [appellant] executoriaal beslag doen leggen op de onroerende zaak [adres 1].
Op 29 september 2005 en 16 maart 2006 heeft [appellant] een faxbericht van NGC deurwaarders ontvangen, strekkende tot stuiting van de verjaring van de dwangsommen.
5.9. Op 18 april 2005 heeft [appellant] een klacht ingediend tegen deurwaarder Meinema van NGC deurwaarders, inhoudende dat de deurwaarder het gelegde beslag en de dwangbevelen ten onrechte niet aan hem heeft betekend, maar per post aan het adres [adres 2]. De voorzitter van de kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht bij beschikking van 16 augustus 2005 als kennelijk ongegrond afgewezen. In de beschikking heeft de voorzitter onder meer het volgende overwogen:
“Vast staat dat klager volgens het uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie van
17 augustus 2000 tot en met 7 april 2005 stond ingeschreven op het adres [adres 2]. De stukken zijn op dit adres en daarmee rechtsgeldig betekend. Dat de stukken klager niet (tijdig) hebben bereikt omdat hij met zijn schip is vertrokken, kan hij de gerechtsdeurwaarder niet verwijten. Gesteld noch gebleken is dat klager zijn adreswijziging (tijdig) heeft doorgegeven dan wel een adequate voorziening voor de doorzending van zijn post heeft getroffen. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat hij niet behoefde af te gaan op de door de ex-huisgenoot opgegeven verblijfadres van klager “schip ligt naast de Hell’s Angels in Amsterdam aan de Cruquiuskade” bij het betekenen van ambtelijke stukken, ook al omdat klager op de klacht weer een ander adres vermeld heeft.”
5.10. Volgens de GBA van de gemeente Groningen stond [appellant] sinds 28 april 2006 ingeschreven op het adres [adres 3], waar het schip van [appellant] lag.
5.11. Op 6 september 2006 heeft toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder
M.G. Hulsegge, verbonden aan NGC deurwaarders, een exploot uitgebracht strekkende tot stuiting van de verjaring van de dwangsommen. In het exploot is vermeld dat het is betekend aan het adres [adres 3], dat daar niemand is aangetroffen aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden van het exploot en dat een afschrift van het exploot daarom is achtergelaten in een gesloten envelop. De heer Hulsegge heeft naar aanleiding van deze betekening de advocaat van de gemeente bij brief van 8 oktober 2009 het volgende geschreven:
Op 6 september 2006 heb inzake bovenvermelde zaak een exploot betekend aan het adres [adres 3]. Ik heb destijds gezocht naar nummer 26 en kon deze niet vinden aan de straatzijde (waar woningen/winkels/kantoren staan). Er staat geen pand aldaar met nummer "26".
Vervolgens heb ik contact opgenomen met mijn kantoor, het werd mij toen duidelijk dat abusievelijk "26" stond vermeld in plaats van "26 TO". Ik heb vervolgens mijn exploit gedaan op "26 TO".
Eerder had zijn collega Wilken, in een brief van 19 december 2006 aan mr. Kalmijn, al onder meer het volgende geschreven:
In genoemde brief stelt u ondermeer dat het exploot d.d. 6 september 2006 door de deurwaarder op een verkeerd adres zou zijn achtergelaten. Vorenstaande is echter onjuist. Door de deurwaarder is het exploot achtergelaten in de brievenbus welke aanwezig was aan de kanaalzijde van [adres 1] en derhalve tegenover de woningen ter hoogte van huisnummer 26. In de brievenbus waarin het exploot is achtergelaten heeft de deurwaarder bovendien waargenomen dat zich in de brievenbus post bevond welke was geadresseerd aan uw cliënt. Daarbij merk ik op dat in de dagvaarding weliswaar geen t.o. bij het huisnummer is vermeld, maar de deurwaarder het exploot wel feitelijk heeft achtergelaten op huisnummer 26 t.o. De betreffende deurwaarder kan vorenstaande verklaren in een proces-verbaal.”
5.12. De deurwaarder heeft in een op 14 augustus 2006 gedateerde brief aan
mr. Kalmijn een kopie van het exploit van 6 september 2006 gestuurd.
Mr. Kalmijn heeft bij brief van 20 september 2006 de ontvangst van de brief van de deurwaarder bevestigd.
5.13. Op 15 februari 2007 zijn ten laste van [appellant] executoriale derdenbeslagen gelegd onder de ABN AMRO bank en de Frieslandbank. De beide processen-verbaal van beslaglegging zijn op 16 februari 2007 aan [appellant] betekend op het adres [adres 1]n, middels achterlating in een gesloten envelop, omdat niemand werd aangetroffen aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten. Het exploot van betekening bevat de aanzegging dat het tevens moet worden opgevat als een exploot ter stuiting van de verjaring.
5.14. Op 13 juli 2007 is een stuitingsexploot uitgebracht, dat blijkens de tekst van het exploot is betekend op het adres [adres 4] aan boord van het schip "[naam]", waar het in gesloten envelop is achtergelaten.
5.15. Op 14 augustus 2007 is (hernieuwd) executoriaal beslag gelegd op de als volgt omschreven onroerende zaken van [appellant] en zijn echtgenote:
“- kadastraal omschreven als wonen, groot 7 are en 35 centiare, staande en gelegen te [adres 1]
- kadastraal omschreven als bedrijvigheid (agrarisch) erf-tuin, groot 11 are en 25 centiare, gelegen te [adres 1];
- het onverdeelde 1/6 aandeel (belast met gebruik en bewoning) in kadastraal omschreven als wonen groot 3 are en 93 centiare, staande en gelegen te [adres 5], alsmede te [adres 6].”
5.16. Op 14 en 16 augustus 2007 heeft de betekening van het proces-verbaal van de beslaglegging aan [appellant] respectievelijk diens echtgenote plaatsgevonden. In het betekeningsexploot ten aanzien van [appellant] staat vermeld dat het is uitgebracht aan het adres [adres 1]
“aldaar aan dit adres mijn exploot doende, en afschrift hiervan, alsmede van na te melden proces-verbaal: lees: aan voormeld adres per post verzonden
voormeld adres in gesloten envelop met daarop de vermeldingen als wettelijk voorgeschreven omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten en wegens ontbreken van een brievenbus of anderszins het niet mogelijk was vermelde stukken te laten.”
De hiervoor gecursiveerde woorden zijn met de hand geschreven.
5.17. Op 11 februari 2008 is bij exploot aan [appellant] aangezegd dat de gemeente wenst over te gaan tot openbare verkoop van de in beslag genomen onroerende zaken. Tevens is hierbij medegedeeld dat het exploot de verjaring van de verbeurde dwangsommen stuit. Het exploit vermeldt dat het per post aan [appellant] is toegezonden op het adres [adres 3], omdat aan dat adres niemand werd aangetroffen aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten en omdat er geen brievenbus aanwezig was. Een soortgelijk exploot is uitgebracht op 5 augustus 2008.
5.18. Op 16 januari 2009 is een stuitingsexploot uitgebracht op het adres [adres 1], welk exploot is betekend aan [appellant] in persoon.
De openbare verkoop van de in beslag genomen onroerende zaken van [appellant] stond gepland voor 17 november 2009. Om deze executie te voorkomen, heeft [appellant] de gemeente in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank, in welke procedure [appellant] - kort gezegd - staking van de executie heeft gevorderd. Bij vonnis van 14 oktober 2009 zijn de vorderingen van [appellant] afgewezen.
5.19. [appellant] heeft nadien een bedrag van € 13.439,58 aan de gemeente betaald. Dit bedrag omvat onder meer de proceskostenveroordeling uit hoofde van voormeld kort gedingvonnis.