ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1760

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.110.023/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige en de rol van de ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2005, die sinds april 2008 onder toezicht staat van Bureau Jeugdzorg. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag heeft, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter die de uithuisplaatsing van haar kind had verlengd. De vader van het kind is ontheven van het ouderlijk gezag en wordt niet als belanghebbende aangemerkt. De moeder verzoekt om onmiddellijke beëindiging van de uithuisplaatsing, of in ieder geval om een gefaseerde afbouw van de uithuisplaatsing.

Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind, en dat er verdergaand onderzoek nodig is naar de ontwikkelingsproblematiek van het kind. De moeder heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt en is gemotiveerd om een stabiele thuissituatie te bieden. Het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen de moeder, het LJ&R en de hulpverlenende instanties om een thuisplaatsing te realiseren. De beslissing van het hof is om de eerdere beschikking te bekrachtigen, in afwachting van de resultaten van de onderzoeken naar het kind en de opvoedingsvaardigheden van de moeder en haar nieuwe partner. Het hof onderstreept dat de uitkomsten van deze onderzoeken bepalend zullen zijn voor de toekomst van het kind.

Uitspraak

Beschikking d.d. 18 oktober 2012
Zaaknummer 200.110.023
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te Rohel,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.A. Korver, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering,
namens Bureau Jeugdzorg Friesland,
gevestigd te Utrecht,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: het LJ&R.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 17 april 2012 (zaaknummer 118403 / FJ RK 12-202) heeft de kinderrechter in de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind], geboren [in 2005] in een 24-uurs accommodatie met ingang van 18 april 2012 verlengd tot 18 april 2013.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 17 juli 2012, heeft de moeder verzocht:
primair: dat de beschikking van 17 april 2012 met ogenblikkelijke ingang wordt vernietigd, in dier voege dat de uithuisplaatsing met ogenblikkelijke ingang dient te eindigen;
subsidiair: dat de beschikking van 17 april 2012 ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing wordt vernietigd, onder de gelijktijdige bepaling dat deze uithuisplaatsing slechts voort zal duren voor een periode die het hof juist acht, teneinde gefaseerde afbouw te hebben voor [kind ], waarbij deze dient terug te keren naar de moeder;
uiterst subsidiair: dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden teneinde nadere informatie te verkrijgen alvorens tot een definitieve beslissing te geraken.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 10 augustus 2012, heeft het LJ&R het verzoek bestreden en verzocht de beschikking van 17 april 2012 te bekrachtigen en de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel haar verzoeken af te wijzen.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank en een faxbericht van mr. Korver van 18 september 2012.
Ter zitting van 21 september 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de moeder, bijgestaan door mr. Korver en namens het LJ&R: mevrouw Goverts (juridisch medewerker), mevrouw Van Houten (gezinsvoogd) en de heer Van Dusschoten (werkbegeleider). Namens de raad is verschenen mevrouw Douma. De advocaat van de moeder heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotitie.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. De moeder is gehuwd geweest met [naam]. Uit dit huwelijk is [kind ] geboren. De moeder is alleen met het ouderlijk gezag over [kind ] belast. Met [nieuwe partner] heeft de moeder in 2008 nog een [kind 2] gekregen.
2. [kind ] staat sinds april 2008 onder toezicht van Bureau Jeugdzorg, die deze maatregel laat uitvoeren door het LJ&R. Bij afzonderlijke beschikking van de rechtbank van 17 april 2012 is de ondertoezichtstelling laatstelijk verlengd tot 18 april 2013.
3. Bij beschikking van de rechtbank van 10 februari 2012 is de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind ] voorlaatst verlengd tot 18 april 2012.
4. Het LJ&R heeft de rechtbank op 9 maart 2012 verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind ] gedurende dag en nacht in een voorziening voor observatie en de woonvoorziening die na onderzoek noodzakelijk blijkt te zijn te verlengen tot 18 april 2013.
5. Bij de beschikking van 17 april 2012 heeft de rechtbank op het verzoek van het LJ&R beslist zoals hiervoor is weergegeven onder 'Het geding in eerste aanleg'. De moeder heeft tegen die beslissing hoger beroep ingesteld.
Procedureel
6. Nu de vader van [kind ], [naam], bij beschikking van de rechtbank van 4 juli 2012 is ontheven van het ouderlijk gezag, terwijl tevens vast staat dat hij niet in een verzorgende en opvoedende rol bij [kind ] betrokken is geweest, zal het hof hem in deze procedure niet langer aanmerken als belanghebbende.
7. Voor zover de moeder klaagt over de wijze van totstandkomen van de bestreden beschikking - in het bijzonder dat de rechtbank haar beslissing onvoldoende heeft gemotiveerd - heeft de moeder, daargelaten het antwoord op de vraag of de rechtbank de beslissing ontoereikend heeft gemotiveerd, geen belang bij behandeling van de klacht. De moeder heeft thans in hoger beroep de zaak immers in zijn geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd en is in de gelegenheid gesteld haar inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking van 17 april 2012 kenbaar te maken. Voorts strekt de procedure in hoger beroep er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren.
Inhoudelijk
8. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing kan worden verlengd indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van de minderjarige.
9. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat [kind ] een kwetsbaar kind is, met onder meer een achterstand in zijn sociaal-emotionele, motorische en cognitieve ontwikkeling.
10. In verband met de complexe en meervoudige problematiek die bij [kind ] is geconstateerd, heeft de Twisken - waar [kind ] sinds 11 januari 2012 wegens problemen in het pleeggezin verbleef - verdergaande diagnostiek bij De Swaai geadviseerd. [kind ] is op 3 september 2012 opgenomen bij De Swaai en zal multidisciplinair worden onderzocht, met als doel het verkrijgen van inzicht in zijn ontwikkelingsproblematiek. Hij wordt daartoe eerst vier weken geobserveerd, in welke periode hij niet naar school gaat. De verwachte duur van het onderzoek is vier tot zes maanden. De Swaai zal dan adviseren over de voor [kind ] noodzakelijk geachte behandeling en zijn perspectief op thuisplaatsing.
11. De moeder heeft zich gewend tot een forensisch psychiater, de heer Barbier (hierna: de forensisch psychiater), met het verzoek om te rapporteren over de opvoedkwaliteiten van de moeder en [nieuwe partner]. Het hof heeft ter zitting aan de orde gesteld dat om te komen tot een gedegen onderzoek naar de opvoedingsvaardigheden van de moeder en [nieuwe partner], het van belang is dat - in samenspraak met De Swaai - ook de interactie tussen [kind ] enerzijds en de moeder respectievelijk [nieuwe partner] anderzijds door de forensisch psychiater wordt onderzocht. Het LJ&R heeft ter zitting naar voren gebracht hier open voor te staan en aan het onderzoek medewerking te zullen verlenen.
12. Het hof acht het van belang dat zowel het onderzoek van [kind ] door De Swaai als het onderzoek naar de opvoedingsvaardigheden van de moeder en [nieuwe partner] door de forensische psychiater wordt uitgevoerd en dat zij voor zover nodig hierin de samenwerking met elkaar zullen zoeken. Het hof verwacht dat het LJ&R hier medewerking aan verleent en ook een coördinerende en sturende rol inneemt om zo tot het voor [kind ] zo belangrijke inzicht te komen waar zijn perspectief ligt.
13. Daarbij tekent het hof het volgende aan. Het hof acht het ten zeerste in [kind ]s belang dat zijn perspectief op korte termijn duidelijk wordt. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat hij in zijn jonge leven al meermalen van verblijfplaats is gewisseld. Na in augustus 2009 uit huis te zijn geplaatst heeft hij achtereenvolgens bij zijn vader, een crisispleeggezin, een perspectiefbiedend pleeggezin, De Twisken en De Swaai verbleven. Daar komt bij dat uit de speltherapie die [kind ] heeft gevolgd naar voren komt dat hij sterk behoefte heeft aan een veilige eigen plek, waar hij kan wonen en opgroeien. Ten slotte is van groot belang dat zijn moeder de enige is met wie [kind ] een vorm van hechting heeft. Ook heeft hij een sterke affectieve band met haar.
14. Dit leidt er toe dat het hof, wanneer de uitkomsten van de nu in gang gezette onderzoeken zich daar niet tegen verzetten, vooralsnog het perspectief van [kind ] bij zijn moeder ziet. Dit wordt slechts anders indien uit de onderzoeken zou blijken dat een thuisplaatsing in strijd is met [kind ]s belang. Daar lijkt het thans echter niet op. De tot nu toe aan [kind ] geboden alternatieven hebben niet positief op zijn ontwikkeling gewerkt. Alle betrokken partijen, dat wil zeggen het LJ&R, de overige hulpverlenende instanties, maar óók de moeder en haar partner, dienen zich tot het uiterste in te spannen om een thuisplaatsing realiseerbaar te maken. Daarbij moet - los van ieders visie op het verleden - [kind ]s belang voorop staan.
15. Het hof neemt bij dit oordeel mede in aanmerking dat de moeder in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. In augustus 2012 heeft de moeder zich in het belang van [kind ] met [nieuwe partner] en [kind 2] weer in Nederland gevestigd. De samenwerking tussen de moeder en het LJ&R verloopt goed sinds er een nieuwe gezinsvoogd is aangesteld en de moeder geeft op een goede manier invulling aan de bezoekregeling. Voorts lijkt de moeder erg gemotiveerd om [kind ] voor de toekomst een stabiele en veilige thuissituatie te bieden. Ter zitting heeft de moeder naar voren gebracht dat zij door de ingezette hulpverlening sterker in haar relatie met [nieuwe partner] is komen te staan en hem weerstand kan bieden. Daar komt bij dat de moeder bereid is om in het kader van de ondertoezichtstelling alle benodigde hulp te aanvaarden. Ook haar ouders kunnen haar hierbij ondersteunen.
16. Niettegenstaande hetgeen hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 14 en 15, is het hof van oordeel dat de uitkomsten van de onderzoeken van De Swaai en de forensische psychiater moeten worden afgewacht alvorens de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind ] kan worden beëindigd. Het hof neemt hiertoe in aanmerking dat het onderzoek door de forensisch psychiater een bevestiging van de door het hof geconstateerde positieve ontwikkelingen aan de zijde van de moeder kan bieden en - zo niet belangrijker - zicht biedt op de pedagogische vaardigheden van [nieuwe partner]. Het hof acht het bovendien noodzakelijk dat er door middel van diagnostisch onderzoek zicht komt op de onderliggende problematiek van [kind ] en dat duidelijk wordt welke hulp [kind ] nodig heeft. Naar het oordeel van het hof is De Swaai de aangewezen instantie om dit onderzoek uit te voeren en kan dit - zolang nog geen zicht is op de opvoedingsvaardigheden van de moeder en [nieuwe partner] - niet ambulant plaatsvinden.
17. Omdat de onderzoeken van De Swaai en de forensisch psychiater waarschijnlijk pas gereed zijn bij gelegenheid van een eventueel volgende verlengingsverzoek, ziet het hof geen aanleiding om de zaak thans aan te houden dan wel de termijn te verkorten, zoals door de moeder verzocht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is voor alle betrokkenen helder wat er de komende tijd van hen wordt verwacht.
Conclusie
18. Het is naar het oordeel van het hof in het belang van de verzorging en opvoeding van [kind ] noodzakelijk dat de machtiging tot uithuisplaatsing in afwachting van de onderzoeksresultaten wordt voortgezet en het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.
19. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 9 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) staan niet in de weg aan de onderhavige maatregel nu deze bij wet is voorzien en noodzakelijk is in het belang van de ontwikkeling en (geestelijke) gezondheid van de kinderen.
20. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, voorzitter, A.H. Garos en H. Lenters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 18 oktober 2012 in bijzijn van de griffier.