ECLI:NL:GHLEE:2012:BY0699

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.109.697/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verkorting van de termijn van de schuldsaneringsregeling in het kader van de WSNP

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 30 augustus 2012, hebben appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], een verzoek ingediend tot verkorting van de termijn van hun schuldsaneringsregeling. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen op 3 juli 2012, waarin hun verzoek tot opheffing van faillissementen en toepassing van de schuldsaneringsregeling was toegewezen. Echter, de rechtbank had in haar vonnis geen beslissing opgenomen over de verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, wat aanleiding gaf tot het hoger beroep.

Tijdens de behandeling in hoger beroep werd duidelijk dat de rechtbank tijdens de toelatingszitting wel een mondelinge beoordeling had gegeven over het verzoek tot verkorting, maar deze niet had vastgelegd in het vonnis. Het hof oordeelde dat appellanten ontvankelijk waren in hun beroep, omdat het hoger beroep ook dient om eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren. Het hof benadrukte dat de wettelijke termijn van de schuldsaneringsregeling drie jaar bedraagt, maar dat de rechter deze termijn kan wijzigen op verzoek van de betrokken partijen.

Het hof concludeerde dat de vraag of er reden is voor wijziging van de duur van de schuldsaneringsregeling niet al bij de toelating ter beoordeling staat, maar pas later, bij een inhoudelijke beoordeling door de rechter-commissaris. Dit biedt meer waarborgen voor de beschikbaarheid van relevante informatie. Gelet op deze overwegingen heeft het hof het verzoek van appellanten om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te bekorten afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

Arrest d.d. 30 augustus 2012
Zaaknummer 200.109.697
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Arrest in de zaak van
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellant 1],
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [appellante 2],
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. P. van Wijngaarden, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 3 juli 2012 (zaaknummers 10/198 F en 10/199 F) heeft de rechtbank Groningen het verzoek van [appellanten] tot opheffing van hun faillissementen onder gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van hen beiden, toegewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 11 juli 2012, hebben [appellanten] verzocht, zo verstaat het hof, voornoemd vonnis aan te vullen met de bepaling dat de looptijd van hun wettelijke schuldsaneringsregeling wordt verkort met de periode dat zij in staat van faillissement verkeerden.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige, door mr. Van Wijngaarden doorgestuurde, stukken uit de eerste aanleg.
Ter zitting van 22 augustus 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn [appellant 1] en [appellante 2], bijgestaan door hun advocaat, alsmede de heer [bewindvoerder], bewindvoerder. [curator] curator, is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet verschenen.
De beoordeling
Aanduiding van het geschil
1. De rechtbank heeft het verzoek van [appellanten] tot omzetting van hun faillissement in een schuldsaneringsregeling toegewezen, doch in het vonnis geen beslissing opgenomen omtrent het verzoek de looptijd van de schuldsaneringsregeling te bekorten.
2. [appellanten] kunnen zich met het achterwege laten van de bekorting niet verenigen en verzoeken in hoger beroep alsnog te bepalen dat de looptijd van de schuldsaneringsregeling wordt bekort.
De overwegingen
3. In het proces-verbaal van de behandeling bij de rechtbank op 3 juli 2012 staat te lezen dat er door de behandelend rechter tijdens de toelatingszitting is gezegd:
"Bij toewijzing van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal er geen verkorting van de termijn kunnen worden toegepast omdat de boedelbijdragen geheel opgaan aan het salaris van de curator."
4. Hieruit blijkt dat er door de rechtbank ter zitting in feite wel een (mondelinge) beoordeling heeft plaatsgevonden van het verzoek van [appellanten] om de termijn te bekorten. In het vonnis van de rechtbank is deze beslissing echter niet neergelegd; evenmin is in het dictum opgenomen dat het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
[appellanten] kunnen derhalve worden ontvangen in hun beroep. Een procedure in hoger beroep strekt er immers mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren.
5. De vraag ligt thans voor of het hof een beslissing kan nemen over de duur van de regeling.
6. Artikel 349a Faillissementswet luidt als volgt.
1. De termijn van de schuldsaneringsregeling bedraagt drie jaar, te rekenen van de dag van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, die dag daaronder begrepen. In afwijking daarvan kan de rechter de termijn op ten hoogste vijf jaar stellen, indien voor de gehele termijn tevens een nominaal bedrag wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 295, derde lid.
2. De rechter-commissaris kan bij schriftelijke beschikking de termijn ambtshalve, dan wel op verzoek van de bewindvoerder, de schuldenaar, of een of meer schuldeisers wijzigen. De termijn bedraagt ten hoogste vijf jaar. De bewindvoerder geeft van de gewijzigde termijn onverwijld kennis aan de schuldeisers. De rechter-commissaris dient de schuldenaar in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, alvorens te beslissen de termijn te verlengen.
3. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechtbank in het kader van artikel 350 of 352 de termijn ambtshalve dan wel op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder, schuldenaar of een of meer schuldeisers wijzigen. Tegen dit vonnis kunnen de schuldeisers die om de wijziging gevraagd hebben en kan de schuldenaar gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen. Artikel 351, tweede tot en met vijfde lid, is van toepassing.
7. In de Recofa-richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen (per 1 april 2009) staat in artikel 1.7:
1.7 Termijn van de schuldsaneringsregeling en wijziging van de termijn
a.
Indien de bewindvoerder termen aanwezig acht om de wettelijke termijn van de schuldsaneringsregeling van drie jaar te verlengen of te verkorten, stelt hij de rechter-commissaris hiervan op de hoogte.
b.
De wettelijke termijn kan onder andere worden verkort, indien de schuldenaar in een aan de schuldsaneringsregeling voorafgaand faillissement of voorafgaande surseance het meerdere boven het in de schuldsaneringsregeling geldende vrij te laten bedrag, aan de boedel heeft afgedragen.
[…]
8. Uit de onder rechtsoverweging 6 geciteerde tekst van de wet, zoals deze sedert 1 januari 2008 luidt, leidt het hof af dat de vraag of er reden is voor een wijziging van de duur van de schuldsaneringsregeling niet (langer) al bij de toelating tot de regeling ter beoordeling staat, maar dat daarover pas later, bij een inhoudelijke beoordeling door (primair) de rechter-commissaris, een beslissing genomen wordt, onder andere wanneer de schuldenaar daar zelf om verzoekt. In die fase van de schuldsanering is ook beter gewaarborgd dat alle relevante informatie beschikbaar is. De rechter-commissaris heeft immers meer mogelijkheden om de informatie te laten verifiëren dan de rechter die over de toelating moet oordelen.
Het verzoek in beroep zal, gelet op het vorenstaande, worden afgewezen.
9. Ter zitting is door de advocaat nog naar voren gebracht dat het appel tevens ziet op het criterium dat door de rechter tijdens de zitting is genoemd, nu de vrees bestaat dat een nieuw verzoek tot verkorting van de termijn direct zal worden afgewezen onder verwijzing naar het criterium zoals dit in het proces-verbaal van de zitting van 3 juli 2012 is opgenomen.
10. Het hof merkt in dat verband op dat, mede gelet op de Recofa-richtlijnen, de constatering dat "de boedelbijdragen geheel opgaan aan het salaris van de curator" niet het enige criterium is waaraan een verzoek tot verkorting in de gegeven omstandigheden getoetst dient te worden.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst af het verzoek in beroep de looptijd van de schuldsaneringsregeling te bekorten;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, voorzitter, J.H. Kuiper en A.H. Garos, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
30 augustus 2012 in bijzijn van de griffier.