Vaststaande feiten
2. Nu de kantonrechter de feiten niet heeft vastgesteld, zal het hof dat doen.
2.1. [geïntimeerde] exploiteert een accountants- en belastingadvieskantoor. [appellant] heeft een caravanstalling. Sinds 2007 exploiteert hij ook, onder de naam "Het
Kanon", een eenmanszaak op het gebied van de handel in tweedehands personenauto's.
2.2. [geïntimeerde] heeft op 2 juni 2009, naar aanleiding van een gesprek tussen haar vennoot drs. [vennoot G] en [appellant] tijdens een rally, een schriftelijke offerte uitgebracht aan [appellant]. De offerte betreft het met ingang van het jaar 2007 samenstellen van de jaarrekening van "Het Kanon", het verzorgen van de aangiften Inkomstenbelasting van [appellant] en zijn echtgenote vanaf het jaar 2006, het invoeren van de administratie van "Het Kanon" over de boekjaren 2007 en 2008, het vanaf 2009 bieden van de mogelijkheid tot internetboekhouding en fiscaal-juridische advisering. In de offerte is ook vermeld dat de door [appellant] te verstrekken opdracht zich na de voorgenomen oprichting door [appellant] van zijn B.V.'s zal uitstrekken tot het samenstellen van de jaarrekeningen van deze B.V.'s en tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting.
Onder het kopje "honorering" is in de offerte het volgende vermeld:
"Zoals met u besproken zullen onze werkzaamheden in eerste instantie worden uitgevoerd op basis van uren maal tarief. Nadat één en ander juist is opgetuigd zullen wij een vaste prijsafspraak voor onze werkzaamheden maken inclusief de kosten voor het gebruik van het internetboekhouden."
2.3. [appellant] heeft de offerte op 6 juni 2009 voor akkoord ondertekend en geretourneerd.
2.4. In de periode van 2 oktober 2009 tot en met 15 juni 2010 heeft [geïntimeerde] facturen tot een totaalbedrag van € 8.225,88 (inclusief BTW) naar [appellant] gestuurd. De facturen zijn (aanvankelijk) onbetaald gebleven.
2.5. In een e-mailbericht van 3 september 2010 aan [appellant] heeft mr. [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) van [geïntimeerde] bevestigd met [appellant] te hebben afgesproken dat [appellant] in verband met bij hem ontstane liquiditeitsproblemen vooralsnog
€ 100,-- per maand aan [geïntimeerde] zal betalen en dat [geïntimeerde] wettelijke rente over het openstaande bedrag in rekening zal brengen. [appellant] heeft diezelfde dag in een e-mailbericht aan [betrokkene] laten weten met deze afspraak in te stemmen.
2.6. Nadat [betrokkene] hem in een e-mailbericht van 16 oktober 2010 had laten weten dat [appellant] zich niet aan de gemaakte betalingsafspraak had gehouden, reageerde [appellant] per e-mail met de mededeling dat hij die dag nog € 200,-- zou overmaken. [appellant] schreef onder meer:
"Jullie gaan ook heel soepel met mij om en dat waardeer ik."
2.7. Op 18 en 19 oktober 2010 hebben [appellant] en de Vries per e-mail contact gehad. Zij zijn toen een rentepercentage van 5,5% over de openstaande facturen overeengekomen.
2.8. Op 19 oktober 2010 heeft [appellant] een bedrag van € 500,-- aan [geïntimeerde] betaald. Verdere betalingen zijn achterwege gebleven.
2.9. [geïntimeerde] heeft de overeengekomen rente tot 1 november 2011, een bedrag van in totaal € 806,69, bij [appellant] in rekening gebracht.
2.10. De belastingdienst heeft vanaf juni 2010 een boekenonderzoek uitgevoerd bij [appellant]. Het onderzoek heeft geresulteerd in een rapport d.d. 17 oktober 2011. Het onderzoek had betrekking op de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2007 tot en met 30 juni 2010 en op de verschuldigdheid van omzetbelasting ter zake van de opbrengsten van de caravanstalling over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 1 maart 2007. In het rapport wordt geconcludeerd tot het opleggen van een naheffing omzetbelasting over het jaar 2005 van € 3.197,-- en over het jaar 2006 tot en met 2010 van
€ 20.699,-- , te vermeerderen met een vergrijpboete van 25% en heffingsrente.