Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000973-11
Uitspraak d.d.: 11 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 3 mei 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
thans verblijvende in PI Overijssel, PIV HvB Zwolle te Zwolle.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 november 2011 en 27 september 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte terzake van 1 subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 primair tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest en oplegging van de maatregel TBS met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsvrouw,
mr. B. Klunder, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1 primair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand juni 2003, althans in het jaar 2003, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen besluit, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, een kussen op (onder meer) de ademhalingswegen gelegd en vervolgens dat kussen op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
1 subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand juni 2003, althans in het jaar 2003, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, een kussen op (onder meer) de ademhalingswegen gelegd en vervolgens dat kussen op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
1 meer subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand juni 2003, althans in het jaar 2003, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een ander, te weten haar (pasgeboren) kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, een kussen op (onder meer) de ademhalingswegen gelegd en vervolgens dat kussen op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
2 primair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand maart 2005, althans in het jaar 2005, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen besluit, opzettelijk haar kind, een jongetje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
2 subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand maart 2005, althans in het jaar 2005, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een jongetje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
2 meer subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand maart 2005, althans in het jaar 2005, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een ander, te weten haar (pasgeboren) kind, een jongetje later bekend onder sectienummer [nummer], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat voornoemde (pasgeboren) kind is overleden;
3 primair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand januari 2007, althans in het jaar 2006 en/of het jaar 2007, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen besluit, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of een (deel van een) T-shirt, althans een kledingstuk, in de mond(holte) van dat (pasgeboren) kind gestopt en/of een (plastic) tas/zak om het hoofdje van dat (pasgeboren) kind geknoopt/bevestigd en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
3 subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand januari 2007, althans in het jaar 2006 en/of het jaar 2007, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of een (deel van een) T-shirt, althans een kledingstuk, in de mond(holte) van dat (pasgeboren) kind gestopt en/of een (plastic) tas/zak om het hoofdje van dat (pasgeboren) kind geknoopt/bevestigd en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
3 meer subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand januari 2007, althans in het jaar 2006 en/of het jaar 2007, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een ander, te weten haar (pasgeboren) kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of een (deel van een) T-shirt, althans een kledingstuk, in de mond(holte) van dat (pasgeboren) kind gestopt en/of een (plastic) tas/zak om het hoofdje van dat (pasgeboren) kind geknoopt/bevestigd en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
4 primair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) juni 2009 en/of juli 2009, althans in het jaar 2009, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, ter uitvoering van een onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar aanstaande bevalling genomen besluit, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of een (deel van een) T-shirt, althans een kledingstuk, in de mond(holte) van dat (pasgeboren) kind gestopt en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
4 subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) juni 2009 en/of juli 2009, althans in het jaar 2009, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of een (deel van een) T-shirt, althans een kledingstuk, in de mond(holte) van dat (pasgeboren) kind gestopt en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden;
4 meer subsidiair:
zij in of omstreeks de periode omvattende de maand(en) juni 2009 en/of juli 2009, althans in het jaar 2009, in elk geval in of omstreeks de periode van het jaar 2003 tot en met het jaar 2009, te Nij Beets, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een ander, te weten haar (pasgeboren) kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, dat (pasgeboren) kind, bij of kort na de geboorte, haar hand(en) op de ademhalingswegen van dat (pasgeboren) kind gelegd en vervolgens die hand(en) op die ademhalingswegen gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of een (deel van een) T-shirt, althans een kledingstuk, in de mond(holte) van dat (pasgeboren) kind gestopt en zodoende/althans dat (pasgeboren) kind belet en/of belemmerd adem te halen, in elk geval verstikkend geweld op de neus en/of mond en/of keel en/of hals van dat (pasgeboren) kind uitgeoefend en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in een vuilniszak gestopt en/of (vervolgens) in een koffer gestopt en/of (vervolgens) dat (pasgeboren) kind in die koffer laten staan en/of liggen, tengevolge waarvan dat (pasgeboren) kind is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs van de feiten 1 en 2
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de bekennende verklaringen van verdachte onvoldoende zijn om te komen tot voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de feiten zoals ten laste gelegd onder 1. en 2. Aangezien verdachte weinig tot geen herinneringen aan de eerste twee bevallingen heeft, maar tijdens haar bekennende verklaringen heeft geput uit haar herinneringen aan de laatste twee bevallingen, valt - nu ander bewijs hieromtrent ontbreekt - niet vast te stellen dat deze kinderen levend ter wereld kwamen. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten, aldus de raadsvrouw.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt hieromtrent voorts het volgende.
Uit sectie is gebleken dat elk van de vier baby's ter wereld is gekomen na een (bijna) voldragen zwangerschap. De skeletleeftijd van de eerste twee baby's is blijkens radiologisch onderzoek geschat op 39 weken.
Uit de verklaring van de deskundige P. van den Berg (gynaecoloog), afgelegd ter zitting van het hof d.d. 17 november 2011, blijkt onder meer dat, behoudens in het geval van aangeboren afwijkingen (waar in casu niet van is gebleken) de kans dat het kind van een gezonde moeder na tenminste 28 weken zwangerschap tijdens de zwangerschap of de bevalling overlijdt heel klein is. In het algemeen geldt volgens de deskundige dat indien een kind overlijdt voordat de weeën beginnen de moeder het overlijden zal bemerken doordat het kind stopt met bewegen. Bij een kind dat voor de bevalling is overleden treedt heel snel verval op. Ook na een onbegeleide bevalling zal voor de moeder direct kenbaar zijn dat een kind is overleden, gelet op de uiterlijke kenmerken.
Verdachte heeft bij de politie in haar eerste verhoren over alle vier zwangerschappen en bevallingen uitgebreid en gedetailleerd verklaard. Ook ten aanzien van de eerste twee kinderen heeft ze meermalen verklaard dat ze na de geboorte tekenen van leven vertoonden. Ze ademden en maakten geluid. Juist dit geluid gaf verdachte de impuls om over te gaan tot de dodingshandelingen. Vervolgens heeft verdachte de kinderen op verschillende manieren verstikt. Pas in haar achtste verhoor (op 17 augustus 2010) spreekt verdachte voor het eerst twijfel uit omtrent haar herinneringen aan de eerste twee keren en of deze kinderen al dan niet hebben geleefd. Verdachte heeft bij de politie noch op enig ander moment verklaard over een kind dat na de geboorte geen tekenen van leven vertoonde, noch over de verschijnselen die zij in dat verband zou hebben waargenomen.
Het hof concludeert dat a priori de kans dat (een van) de twee eerstgeboren kinderen van verdachte vlak voor of tijdens de geboorte is overleden, heel klein is. Er is voorts - gelet op de verklaringen van verdachte en voornoemde verklaring van Van den Berg - in het dossier geen enkel aanknopingspunt aanwezig voor de stelling dat er in (een van) deze gevallen sprake is geweest van een reeds voor de bevalling overleden kind dan wel dat (een van) de eerste twee kinderen qua levenstekenen afwe(e)k(en) van de laatste twee kinderen.
Op grond van voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de eerste twee kinderen hebben geleefd toen zij werden geboren. Het verweer wordt verworpen.
Overweging met betrekking tot een voorafgaand aan de bevalling genomen besluit
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het als tweede, derde en vierde geboren kind sprake is geweest van kindermoord. Daartoe heeft zij erop gewezen dat ten tijde van die bevallingen, anders dan bij de eerste, de verdachte ermee bekend was dat zij onder de gegeven omstandigheden - een heimelijke zwangerschap, een heimelijke bevalling en het ontbreken van voorzieningen voor (het in leven houden van) een pasgeboren kind - bereid en in staat zou zijn om, ten einde ontdekking te voorkomen, het kind van het leven te beroven.
De raadsvrouw heeft betoogd, dat het wettig en overtuigend bewijs voor kindermoord ontbreekt.
Het hof overweegt, dat voor bewezenverklaring van het delict kindermoord als bedoeld in artikel 291 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient komen vast te staan dat het besluit van de moeder om het kind bij of kort na de geboorte opzettelijk van het leven het leven te beroven, voorafgaand aan de bevalling is genomen en is ingegeven door de werking van de vrees voor ontdekking van de aanstaande bevalling.
Naar het oordeel van het hof ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs voor een voorafgaand aan de bevalling genomen besluit in de hiervoor bedoelde zin. Weliswaar geven de hiervoor in het standpunt van de advocaat-generaal opgesomde omstandigheden aanleiding te veronderstellen dat zodanig besluit door de verdachte wel (telkens) is genomen, maar daarmee is de sprong naar wettig en overtuigend bewijs nog niet gemaakt c.q. te maken. Dit te minder indien, gelijk het hof mede in het licht van het ontbreken van concreet tegensprekend bewijs doet, geloofwaardigheid wordt toegekend aan de verklaring van de verdachte dat zij voorafgaand aan de bevalling geen plannen had gemaakt hoe 'dit probleem' moest worden opgelost en dat het maken van geluid door de pasgeboren kinderen haar (telkens) de impuls gaf om tot het doden over te gaan. Tot slot kan worden opgemerkt dat het hof niet volgt de redenering van de rechtbank dat de verdachte onder de gegeven omstandigheden geen andere optie overbleef dan de kinderen te doden zodat haar een impliciet besluit in de zin van artikel 291 Sr zou moeten worden toegedicht. Feitelijk kon zij tot het laatste moment immers anders doen dan zij heeft gedaan.
Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van de telkens primair ten laste gelegde kindermoord.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 subsidiair:
zij omstreeks de maand juni 2003, te Nij Beets, in de gemeente Opsterland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat pasgeboren kind, kort na de geboorte, een kussen op (onder meer) de ademhalingswegen gelegd en vervolgens dat kussen op die ademhalingswegen gedrukt en gedrukt gehouden en zodoende dat pasgeboren kind belet adem te halen, tengevolge waarvan dat pasgeboren kind is overleden;
2 subsidiair:
zij omstreeks de maand maart 2005, te Nij Beets, in de gemeente Opsterland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een jongetje later bekend onder sectienummer [nummer], bij of kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat pasgeboren kind, kort na de geboorte, haar handen op de ademhalingswegen van dat pasgeboren kind gelegd en vervolgens die handen op die ademhalingswegen gedrukt en gedrukt gehouden en zodoende dat pasgeboren kind belet adem te halen, tengevolge waarvan dat pasgeboren kind is overleden;
3 subsidiair:
zij omstreeks de maand januari 2007, te Nij Beets, in de gemeente Opsterland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat pasgeboren kind, kort na de geboorte, haar handen op de ademhalingswegen van dat pasgeboren kind gelegd en vervolgens die handen op die ademhalingswegen gedrukt en gedrukt gehouden en/of een (deel van een) T-shirt, in de mondholte van dat pasgeboren kind gestopt en/of een plastic tas/zak om het hoofdje van dat pasgeboren kind geknoopt/bevestigd en zodoende/althans dat pasgeboren kind belet adem te halen, tengevolge waarvan dat pasgeboren kind is overleden;
4 subsidiair:
zij in de periode omvattende de maanden juni 2009 en juli 2009, te Nij Beets, in de gemeente Opsterland, als moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, opzettelijk haar kind, een meisje later bekend onder sectienummer [nummer], kort na de geboorte van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet bij dat pasgeboren kind, kort na de geboorte, haar handen op de ademhalingswegen van dat pasgeboren kind gelegd en vervolgens die handen op die ademhalingswegen gedrukt en gedrukt gehouden en/of een deel van een T-shirt, in de mondholte van dat pasgeboren kind gestopt en zodoende dat pasgeboren kind belet adem te halen, tengevolge waarvan dat pasgeboren kind is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair bewezen verklaarde levert telkens op:
kinderdoodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar aanleiding van het tussenarrest van het hof d.d. 1 december 2011 is onderzoek gedaan naar de geestvermogens van de verdachte voorafgaand aan en ten tijde van de ten laste gelegde feiten en naar de omstandigheden waaronder die feiten telkens zouden zijn gepleegd. Verdachte is onder meer onderzocht door prof. dr. C. Jonker, gedragsneuroloog, dr. P.J.A. van Panhuis, psychiater, en drs. K.J. de Wijs-Heijlaerts, psycholoog. Zij hebben elk een Pro Justitia rapport opgesteld, respectievelijk gedateerd op 5 juli 2012, juli 2012 en 17 augustus 2012. Verdachte heeft, na dit aanvankelijk te hebben geweigerd, volledig meegewerkt aan de onderzoeken omtrent haar geestvermogens. Dr. M.H. van Binsbergen heeft deze onderzoeken op verzoek van het hof geïnitieerd en begeleid. Zij heeft daarover voorafgaand en na afloop van de onderzoeken gerapporteerd op respectievelijk 10 februari 2012 en 3 september 2012. Zij is tevens als deskundige ter terechtzitting van het hof op 27 september 2012 gehoord.
Het rapport van Jonker houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Bij betrokkene is sprake van een hersenorganisch lijden in de zin van frontaal disfunctioneren (frontaal syndroom) i.c. van een organische persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bestond het frontaal disfunctioneren reeds.
Het rapport van Van Panhuis houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Bij betrokkene is sprake van een hersenorganisch lijden in de vorm van een frontale disfunctie (frontaal syndroom) en daarnaast van een organische persoonlijkheidsstoornis die deels te begrijpen valt als een aanpassing op de door de organiciteit gestelde beperkingen. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, waarbij aangetekend moet worden dat er toen ook sprake was van een vergaande mate van depersonalisatie, zowel in autopsychische en somatische zin, als in de zin van derealisatie. De organische stoornis zelf, de deels uit de organische pathologie voortkomende persoonlijkheidsstoornis en de depersonalisatie (voortkomend uit stress, angst en paniek) zijn sterke argumenten om te adviseren verminderd toe te rekenen in een mate die met deze omvangrijke pathologie in overeenstemming is.
Het rapport van De Wijs-Heijlaerts houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene is lijdend aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis (mede) bepaald door een organische stoornis (i.c. een frontaal syndroom) met afhankelijke, vermijdende en in mindere mate borderline kenmerken. Tevens is er bij haar sprake van een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, namelijk van een depersonalisatiestoornis, chronisch. Ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten was er sprake van bovenstaande problematiek. Geadviseerd wordt om betrokkene voor de ten laste gelegde feiten verminderd tot sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Uit bovenstaande komt naar voren dat de conclusies van de gedragsdeskundigen niet op alle punten eensluidend zijn, maar wel in belangrijke mate met elkaar overeen komen. Het hof begrijpt uit de rapportages en uit de toelichting van de deskundige Van Binsbergen ter terechtzitting dat de deskundigen vooral van mening verschillen over de oorsprong van de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornis. Zij zijn het er echter over eens dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis welke samenhangt met of (mede) is bepaald door een hersenorganisch lijden in de zin van een frontaal syndroom en dat deze stoornis de verdachte, in vergelijking met een gezond mens, in aanmerkelijke mate heeft beperkt in het overzien van de problemen waarvoor zij zich gesteld zag en het maken van keuzes om deze op te lossen. Als gevolg hiervan moet verdachte verminderd (tot sterk verminderd) toerekeningsvatbaar worden geacht. Het hof acht deze conclusies betekenisvol en zal zijn beslissingen mede hierop baseren.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer zes jaren viermaal schuldig gemaakt aan kinderdoodslag. Ten tijde van de eerste bevalling was zij pas 18 jaren oud. Verdachte heeft steeds zo veel als mogelijk de zwangerschappen voor haar omgeving verborgen gehouden en is telkens in haar eentje thuis bevallen, zonder dat de overige gezinsleden hier iets van merkten. Vlak na de bevalling verstikte zij de kinderen, waarna ze de lijkjes in koffers verborg. De koffers zette zij op de zolder.
Het betreffen zeer ernstige feiten. Het beëindigen van een mensenleven is onomkeerbaar. Daarbij komt dat het hier mensenlevens betreft in de meest kwetsbare vorm, pasgeboren baby's, die voor hun overleven volledig afhankelijk zijn van anderen, in het bijzonder van hun moeder.
Verdachte heeft zelf nauwelijks zicht (kunnen) (ge)geven in het "waarom" van haar handelen. Zij heeft in eerste instantie ook niet mee willen werken aan onderzoeken omtrent haar geestvermogens. Ten tijde van het hoger beroep is zij hieromtrent van gedachten veranderd. Zij heeft daarna aan alle onderzoeken meegewerkt. Hierdoor is iets meer zicht verkregen op allerlei vragen die niet alleen bij alle procesdeelnemers, maar - blijkens de grote media-aandacht - ook in de rest van de maatschappij leefden.
Het hof zal - in tegenstelling tot de rechtbank, die immers niet over de rapporten beschikte waar het hof thans wel over beschikt - bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en verder met het feit dat verdachte nooit eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten. Het hof neemt ook in aanmerking dat verdachte de rest van haar leven zal moeten leven met de wetenschap dat zij haar vier eigen pasgeboren kinderen heeft gedood en dat zij zich dit in toenemende mate lijkt te realiseren. Het beeld van een verdachte die zowel de positie van dader als die van slachtoffer in zich verenigt, dringt zich in deze zaak wel heel sterk op. De grote ernst en het indringende karakter van de feiten en de ernstige schok die de feiten in de samenleving teweeg hebben gebracht maken niettemin een gevangenisstraf onontkoombaar.
Op grond van al het vorenstaande, in samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is.
Het hof dient verder te beoordelen of de door de advocaat-generaal gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd dient te worden. De verdediging betwist niet dat verdachte behandeling nodig heeft - integendeel, verdachte wil zelf graag behandeld worden - maar heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit deze behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te laten plaatsvinden.
Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, bestond bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is voorts telkens sprake van een geweldsdelict dat een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Tevens is er sprake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De deskundigen Van Panhuis en De Weijs-Heijlaerts hebben zich uitgelaten omtrent de aard van de stoornis, de kans op recidive en de aard en duur van noodzakelijke behandeling en begeleiding. Ook hebben zij geadviseerd omtrent de wijze waarop het recidiverisico kan worden teruggedrongen.
Zo is in het rapport van de psychiater Van Panhuis het volgende gesteld - zakelijk weergegeven -:
Volgens gestructureerde risicotaxatie is er geen grote kans op geweld in algemene zin. Wanneer men echter individueel en klinisch naar betrokkenes verhaal kijkt en daarbij vooral in aanmerking neemt dat zij vier keer hetzelfde delict heeft begaan, dat er duidelijke stoornissen zijn die haar psychisch functioneren, ook in haar verdere leven, aan beperkingen onderhevig zullen doen zijn, is ten aanzien van de specifieke delicten die zij gepleegd heeft niet hetzelfde (dat er weinig risico is) te zeggen. Het is zeker niet uit te sluiten dat betrokkene weer ongewenst zwanger wordt, omdat zij zonder steun en begeleiding niet heeft kunnen overzien wat nodig was om dit te voorkomen. Het is ook mogelijk dat betrokkene in een situatie terechtkomt waarin zij voor een kind moet zorgen, en dat dit te hoge eisen stelt aan planning en sturing aan haar gedrag. Haar onvermogen om hierin zelfstandig te functioneren kan dan risico's op impulsdoorbraken opleveren. Om die reden moet gesteld worden dat het risico zodanig is dat behandeling een grotere kans biedt op voorkomen van herhaling dan alleen maar detentie. Immers, betrokkene kan leren om met haar beperking om te gaan.
De behandeling houdt in dat, nadat relatief snel in een klinisch deel van de behandeling de zaak op een rij gezet is, er vooral een heel lang - misschien wel zo lang als de vruchtbare periode en de periode waarin eventuele kinderen nog klein en kwetsbaar zijn - ambulant toezicht zal moeten zijn en ook steun en een kadering en begeleiding om betrokkene te coachen en risico's te vermijden.
In het rapport van de psycholoog De Weijs-Heijlaerts wordt het volgende gesteld - zakelijk weergegeven -:
Het is voorstelbaar dat zij opnieuw (al dan niet gepland) zwanger raakt en zich niet goed raad weet hoe zij met deze zwangerschap moet omgaan en geneigd zal zijn om te kiezen voor het gedragspatroon dat zij al vier keer heeft toegepast (indien bewezen).
Haar directe omgeving zal haar nu waarschijnlijk meer in het oog houden en controleren op een zwangerschap. Dit is echter niet genoeg om het recidivegevaar afdoende in te kunnen perken. De problematiek van betrokkene is dermate ernstig, dat alleen sturing niet toereikend is. Een intensieve behandeling van de geestvermogens van betrokkene is daarom geïndiceerd. Ten einde het gevaar voor herhaling voor soortgelijke feiten als waar betrokkene thans van wordt verdacht maximaal te voorkomen is het van belang dat zij een zeer intensieve behandeling ondergaat in het kader van een TBS-maatregel.
Uit deze rapporten, in onderling verband bezien, volgt dat de deskundigen niet slechts het recidiverisico aanzienlijk achten, maar ook dat de behandeling in het kader van een TBS dient plaats te vinden. Een relatief korte klinische fase zou volgens de deskundigen bij voorkeur in Oldenkotte moeten plaatsvinden waarna een intensieve ambulante fase van zeer lange duur zou moeten volgen. De deskundige van Binsbergen heeft in dit verband ter terechtzitting van het hof opgemerkt dat de totale duur van de begeleiding naar alle waarschijnlijkheid de maximale duur van een TBS met voorwaarden (9 jaren) zal overtreffen. Mede gelet hierop is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling alsmede verpleging van overheidswege eist. Dit moet met deze verdachte niet weer gebeuren. Het hof zal dan ook deze maatregel naast de gevangenisstraf opleggen.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de rapporten van de reclassering d.d. 21 september 2012 en 27 september 2012 alsmede de toelichting ter terechtzitting van het hof van A.J.M. Tolsma, medewerker reclassering. Hieruit volgt dat kliniek Oldenkotte heeft aangegeven verdachte te kunnen opnemen op ieder moment.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57 en 290 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat zij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. A.J. Rietveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 11 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Rietveld voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.