ECLI:NL:GHLEE:2012:BX5440

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.107.014/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en bewijs huwelijksakte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 31 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot echtscheiding. De vrouw, appellante, had eerder bij de rechtbank Groningen een verzoek ingediend tot echtscheiding, maar was niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende bewijs van het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk met de man, geïntimeerde. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van deze beschikking en om alsnog ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoek tot echtscheiding.

Tijdens de zitting op 13 juli 2012 is de vrouw verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de man niet aanwezig was. De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk, gesloten in 1991, duurzaam is ontwricht. Het hof heeft overwogen dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat zij redelijkerwijs niet in staat is om een huwelijksakte over te leggen, onder andere omdat zij uit een oorlogssituatie is gevlucht en geen contact heeft met lokale autoriteiten of familie.

Het hof heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om binnen drie weken na de zitting aanvullende stukken over te leggen, waaronder een verklaring van de gemeente en een beëdigde vertaling van een verklaring van een getuige. Het hof heeft de zaak aangehouden en zal na ontvangst van de stukken verder beslissen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in echtscheidingsprocedures, vooral in situaties waarin documenten moeilijk te verkrijgen zijn.

Uitspraak

Beschikking d.d. 31 juli 2012
Zaaknummer 200.107.014
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[X] (volgens de gemeentelijke basisadministratie)
[Y] (volgens het rapport eerste gehoor),
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. de Vaal, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[Z],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
zonder advocaat.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 21 februari 2012, zaaknummer 125359/FA RK 11-625, heeft de rechtbank Groningen de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot het uitspreken van de echtscheiding tussen de man en haar.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie op 16 mei 2012, heeft de vrouw verzocht de beschikking van 21 februari 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat zij ontvankelijk is in haar verzoek en de echtscheiding uit te spreken.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de man geen verweerschrift ingediend.
Ter zitting van 13 juli 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vrouw en haar advocaat. Ter zitting is tevens verschenen [tolk], wonende te [plaats], [leeftijd], die als tolk in de Somalische taal ten behoeve van de vrouw heeft opgetreden, en daartoe ter zitting is beëdigd.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de man niet ter zitting verschenen.
De beoordeling
1. Bij verzoekschrift, binnengekomen bij de griffie van de rechtbank Groningen op 22 maart 2011, heeft de vrouw verzocht om de echtscheiding tussen de man en haar uit te spreken.
2. De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk, gesloten in 1991 te [plaats] ([land]), duurzaam is ontwricht.
3. Bij de bestreden beschikking is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek wegens - zakelijk weergegeven - onvoldoende bewijs van het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk tussen haar en de man.
De vrouw is hiertegen in hoger beroep gekomen.
De wijze van totstandkoming van de bestreden beschikking
4. Het hof overweegt dat voor zover de vrouw heeft geklaagd over de wijze van totstandkomen van de bestreden beschikking, in het bijzonder het achterwege laten door de rechtbank van een mondelinge behandeling van haar verzoek, zij geen belang heeft bij behandeling van de klacht. Immers, de vrouw heeft thans in hoger beroep de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd en is in de gelegenheid gesteld haar inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking van 21 februari 2012 kenbaar te maken. Voorts strekt de procedure in hoger beroep er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren.
Het verzoek tot echtscheiding
5. Ingevolge artikel 815, vijfde lid, dient bij het verzoek tot echtscheiding een afschrift of uittreksel van de huwelijksakte te worden overgelegd. Wanneer is gebleken dat de huwelijksakte redelijkerwijs niet kan worden overgelegd, kan ingevolge het zesde lid van voornoemd artikel worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, één en ander ter beoordeling van de rechter.
6. Het hof is van oordeel dat de vrouw voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat zij redelijkerwijs niet in staat is om een huwelijksakte over te leggen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uit de stukken en de behandeling ter zitting van het hof is gebleken dat de vrouw ten tijde van het gestelde huwelijk minderjarig was en dat zij destijds geen huwelijksdocument heeft ontvangen, dat zij uit een oorlogssituatie is gevlucht waardoor zij niet (meer) over foto's en dergelijke met betrekking tot het huwelijk beschikt en geen contact heeft met plaatselijke autoriteiten, en dat zij geen (naaste) familie (meer) heeft.
7. Het hof overweegt dat de vrouw ten bewijze van het gestelde huwelijk onder meer bij inschrijving in de gemeente [gemeente] onder ede een verklaring ingevolge artikel 36 van de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (WGBP) heeft afgelegd over haar burgerlijke staat en dat zij in de echtscheidingsprocedure een schriftelijk stuk heeft overgelegd waarin een persoon genaamd [Q] (zakelijk weergegeven) verklaart bij het huwelijk aanwezig te zijn geweest. Het hof overweegt dat de voormelde verklaring ingevolge art. 36 WGBP niet in zijn geheel is overgelegd en dat van de verklaring op naam van [Q], voornoemd, een beëdigde vertaling en een kopie van een document waaruit diens identiteit kan blijken, ontbreekt.
8. Het hof zal de zaak aanhouden en de vrouw in de gelegenheid te stellen om binnen drie weken na heden de navolgende stukken aan het hof over te leggen:
- haar volledige verklaring ingevolge artikel 36 WGBP bij de gemeente [gemeente];
- een beëdigde vertaling van de verklaring van 21 september 2011 van [Q], voornoemd;
- een kopie van het identiteitsbewijs van [Q], voornoemd.
9. Na ommekomst van de voormelde termijn zal het hof de zaak in beginsel verder op de stukken afdoen.
De slotsom
10. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens te beslissen:
stelt de vrouw in de gelegenheid om binnen drie weken na heden de navolgende stukken aan het hof over te leggen:
- haar volledige verklaring ingevolge artikel 36 WGBP bij de gemeente [gemeente];
- een beëdigde vertaling van de verklaring van [Q] van 21 september 2011;
- een kopie van het identiteitsbewijs van [Q], voornoemd;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, M.P. den Hollander en M.A.L.M. Willems, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 31 juli 2012 in bijzijn van de griffier.