7. Het hof zal de grieven II tot en met XVI gezamenlijk behandelen. Deze stellen de uitkomst van de bewijslevering op de diverse onderdelen (aangeduid met a tot en met h) aan de orde. Het hof overweegt te dien aanzien het volgende.
Bewijsopdracht a.
[geïntimeerde] moest bewijzen dat de oppervlakte van de door haar verhoogde vloeren 2.785 m² bedraagt.
Hierover hebben aan de zijde van [geïntimeerde] haar directeur en [getuige 3] een verklaring afgelegd en aan de zijde van Woonzorg onder anderen [getuige 4]. Aan de verklaring van de directeur van [geïntimeerde] wordt om voormelde reden geen waarde toegekend. De verklaring van [getuige 3] is aldus op zichzelf blijven staan en is inhoudelijk weersproken door Zijlstra en de andere aan de zijde van Woonzorg gehoorde getuigen.
Het hof zal ten aanzien van het onderhavige geschilpunt een deskundigenonderzoek gelasten, waarbij niet alleen de oppervlakte, maar ook de dikte van de opgehoogde vloeren zal moeten worden gemeten, nu Woonzorg aanvoert dat haar bij openbreking van de vloer is gebleken dat deze dikte veel geringer is dan in rekening is gebracht en [geïntimeerde] die (nieuwe) stelling heeft betwist.
Bewijsopdracht b.
[geïntimeerde] moest bewijzen dat zij 168 zakken cement en 36 m³ vloerzand heeft geleverd, in plaats van de door Woonzorg genoemde 112 zakken en 12 m3. In verband met de feiten die hierboven naar aanleiding van de eerste grief zijn besproken, heeft [geïntimeerde] haar vordering in overeenstemming met het standpunt van Woonzorg verminderd.
Aldus bestaat op dit punt geen geschil meer over hetgeen aan [geïntimeerde] ter zake toekomt. Indien en voor zover Woonzorg in haar toelichting op grief III van iets anders uitgaat, heeft zij haar standpunt niet voldoende inzichtelijk gemaakt.
Bewijsopdrachten c, d, e en f.
[geïntimeerde] moest bewijzen dat Woonzorg, in aanvulling op de aannemingsovereenkomst, haar afzonderlijk opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden die zij op de facturen 2007-057 en 2007-58 in rekening heeft gebracht en dat zij de op die facturen in rekening gebrachte uren ook werkelijk aan die werkzaamheden heeft besteed.
Voor zover de betreffende bewijsopdrachten inhielden dat Woonzorg ter zake meerwerkopdrachten aan [geïntimeerde] heeft gegeven, staat vast dat dit is geschied. Dit blijkt onder meer uit de toelichting die Woonzorg op grief V heeft gegeven. Waar het echter om gaat is of aan [geïntimeerde] ter zake van genoemde facturen (ten minste) de bedragen toekomen die de rechtbank heeft genoemd, te weten bedragen van onderscheidenlijk € 8.900,- en
€ 2.911,75 (exclusief BTW) . Het hof gaat om eerder genoemde reden voorbij aan hetgeen de directeur van [geïntimeerde] als getuige hierover heeft verklaard. Uit de overige verklaringen valt een en ander niet met voldoende zekerheid af te leiden, terwijl de werkbriefjes evenmin houvast bieden. Het hof acht het raadzaam ook op dit punt deskundigenonderzoek te doen plaatsvinden.
Bewijsopdracht sub g.
[geïntimeerde] moest bewijzen dat Woonzorg in de persoon van [getuige 1] haar opdracht heeft gegeven de wanden af te werken conform de eerste offerte voor een bedrag van € 44.050,05.
Aan de getuigenverklaring van de directeur van [geïntimeerde] wordt om de eerder genoemde reden voorbijgegaan. Uit de verklaringen van de overige aan de zijde van [geïntimeerde] gehoorde getuigen valt onvoldoende af te leiden dat [getuige 1] heeft gezegd dat het uitvoeren van die werkzaamheden (alsnog) kon geschieden volgens de prijs in de eerste offerte (welke offerte in een eerder stadium door Woonzorg was afgewezen). Nu dit niet is aangetoond, dienen de betreffende werkzaamheden alsnog op basis van gewerkte uren en verbruikt materiaal te worden afgerekend. Ook op dit punt zal het hof deskundigenonderzoek bevelen.
Bewijsopdracht sub h.
[geïntimeerde] moest bewijzen dat zij de op de factuur 2007-064 in rekening gebrachte uren daadwerkelijk aan de op die factuur genoemde werkzaamheden heeft besteed.
Ook op dit punt hebben de getuigen niet afdoende kunnen verklaren en is deskundigenonderzoek vereist.