Bespreking van de grief
4. Met haar grief betoogt [appellante] dat de kantonrechter ten onrechte de reconventionele vordering heeft toegewezen, omdat aan terugvordering van het bedrag van € 500,- aan teveel betaald salaris goed werkgeverschap in de weg staat. Ter onderbouwing daarvan heeft [appellante] op de volgende omstandigheden gewezen:
- zij kon op geen enkele wijze vermoeden dat aan haar te veel zou zijn betaald,
althans zij kon op geen enkele wijze de hoogte van het te veel betaalde bedrag
achterhalen;
- het was [appellante] niet duidelijk dat de accountant in zijn berekening een fout
had gemaakt;
- uit de verklaring van de accountant blijkt niet dat [appellante] € 500,- te veel had
ontvangen;
- die vergissing van de accountant is [appellante] niet toe te rekenen;
- [geïntimeerde] is niet direct na de berekening door de accountant tot betaling van het
bedrag dat hij nog aan [appellante] verschuldigd was, overgegaan.
4.1. De grief faalt. Daartoe stelt het hof voorop dat tussen partijen vaststaat dat de accountant van [geïntimeerde] bij het samenstellen van de eindafrekening ten onrechte ervan was uitgegaan dat aan [appellante] op enig moment een bedrag van
€ 1.500,- was betaald terwijl dit later een bedrag van € 2.000,- bleek te zijn geweest, overgemaakt op of rond 29 april 2010 (de onder de feiten sub 1.2 bedoelde betaling). Het bedrag van € 500,- is dan ook onverschuldigd aan [appellante] betaald.
4.2. In tegenstelling tot wat [appellante] lijkt te betogen, heeft die onverschuldigde betaling plaatsgevonden in het kader van de uitbetaling van hetgeen [geïntimeerde] op basis van de berekening van zijn accountant nog dacht aan [appellante] verschuldigd te zijn. Uit de stukken kan immers genoegzaam worden afgeleid dat op of daags voor 18 oktober 2010 een bedrag van € 1.471,60 aan [appellante] is overgemaakt en dat dit bedrag het resultaat is van de hiervoor bedoelde onjuiste berekening door de accountant van [geïntimeerde]. Omdat deze gang van zaken in de bij de feiten aangehaalde e-mail van 18 oktober 2010 duidelijk aan de gemachtigde van [appellante] is uitgelegd en de inhoud van deze e-mail niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, gaat het hof voorbij aan [appellante]'s betoog dat niet duidelijk was dat de accountant zich op dit punt had vergist.
4.3. Terugvordering door een werkgever van een onverschuldigd betaald bedrag kan onder omstandigheden in strijd met goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek zijn. De door [appellante] genoemde omstandigheid dat de fout van de accountant haar niet toe te rekenen is, is geen omstandigheid die meebrengt dat [geïntimeerde] niet als goed werkgever handelt door aanspraak te maken op terugbetaling van het als gevolg van die fout onverschuldigd betaalde bedrag. Wat [appellante] beoogt met haar opmerking "dat [geïntimeerde] na de berekening van de accountant niet prompt tot betaling van meergenoemd bedrag is overgegaan" begrijpt het hof niet. Niet in geschil is immers dat [geïntimeerde] op grond van de op 6 oktober 2011 verstrekte uitleg van zijn accountant, op of rond 18 oktober 2010 het door de accountant berekende bedrag van € 1.471,60 aan [appellante] heeft voldaan. Nog diezelfde dag is, in de in r.o. 1.3 aangehaalde e-mail, aan de gemachtigde van [appellante] meegedeeld dat er € 500,- teveel was betaald. [geïntimeerde] heeft de fout, bestaande uit betaling van € 500,- teveel, dan ook onmiddellijk hersteld. Toen zij het bedrag ontving, of kort daarna, wist [appellante] dat zij teveel ontvangen had. Onder deze omstandigheden staat goed werkgeverschap niet aan terugvordering van dat onverschuldigd betaalde bedrag in de weg.