De beoordeling
De feiten
1. Tegen de door de kantonrechter onder 1.1 tot en met 1.14 vastgestelde feiten is
geen grief gericht en evenmin is anderszins van bezwaar gebleken, zodat ook het hof van die feitenvaststelling kan uitgaan. Samen met wat in hoger beroep tussen partijen als vaststaand heeft te gelden, komen deze feiten op het volgende neer.
1.1 [appellant] drijft onder de handelsnaam [appellant] Advies & Training een eenmanszaak die zich bezighoudt met het geven van managementtrainingen en opleidingen. Tot 15 november 2003 heeft [appellant] via zijn eenmanszaak in opdracht van Hanzehogeschool werkzaamheden verricht, waarvoor zijn bedrijf facturen stuurde.
1.2 [appellant] is per 17 november 2003 voor bepaalde tijd tot 1 september 2004 als docent in dienst getreden bij Hanzehogeschool. Deze overeenkomst is aansluitend tweemaal verlengd. De derde arbeidsovereenkomst eindigde op 28 februari 2006.
1.3 De toepasselijke CAO-HBO bepaalt in artikel D-5 lid 4 dat in afwijking van art. 7:668a BW arbeidsovereenkomsten als bedoeld in art. D-4 (over de 'gewone' arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, anders dan die in art. D-3 waarbij uitzicht is op onbepaalde tijd - hof) een onbeperkt aantal malen verlengd of aangegaan kunnen worden binnen de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn (van drie jaar, of een langere periode indien zich een uitzondering voordoet als in dat artikellid genoemd onder a tot en met d - hof).
1.4 In de periode tussen 1 maart 2006 en 3 juli 2006 heeft [appellant] in opdracht van Hanzehogeschool werkzaamheden verricht ter afronding van een cursus, waarvoor de eenmanszaak facturen met een gezamenlijke hoogte van € 2.000,- voor in totaal 50 uur à € 40,- heeft gestuurd aan HanzeConnect.
1.5 Met ingang van 11 september 2006 hebben [appellant] en Hanzehogeschool een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd tot 4 december 2006 met een arbeidsomvang van 0,9403 normbetrekking. Hierna hebben partijen nog 3 aansluitende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gesloten (van 4 december 2006 tot 1 september 2007 voor 0,7266 normbetrekking; van 1 september 2007 tot 1 september 2008 met 0,8 normbetrekking; van 1 september 2008 tot 1 september 2009 met 0,7 normbetrekking).
1.6 In verband met tijdelijke extra werkzaamheden die [appellant] verrichtte, heeft Hanzehogeschool een aantal keren de betrekkingsomvang van [appellant] tijdelijk en met terugwerkende kracht uitgebreid. Bij brief van 22 maart 2007 bevestigde Hanzehogeschool een tijdelijke uitbreiding met 0,1289 fte over de periode van 1 september 2006 tot 1 juni 2007; met een brief van 4 december 2007 werd een overeengekomen uitbreiding bevestigd van 0,1587 fte over de periode van 1 mei 2007 tot 1 juli 2007, en bij brief van 2 oktober 2007 werd bevestigd dat de betrekkingsomvang met 0,1 fte werd uitgebreid over de periode van 1 september 2007 tot 1 september 2008.
1.7 Bij mail van 23 april 2009 heeft Hanzehogeschool aan [appellant] meegedeeld om financiële redenen niet voornemens te zijn "je tijdelijke aanstelling, die van rechtswege eindigt per 1 september aanstaande, om te zetten in een vast dienstverband."
1.8 [appellant] heeft tegen de beslissing om zijn dienstverband niet voort te zetten beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep HBO (hierna: de Commissie), die op 30 november 2009 het beroep gegrond heeft verklaard, omdat er reeds een vast dienstverband was ontstaan. Blijkens de overwegingen van de Commissie was dat het geval vanaf 17 november 2006, omdat de onder 1.3 bedoelde werkzaamheden van [appellant] naar het oordeel van de Commissie moeten worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst tot 3 juli 2006, die binnen een kortere termijn dan drie maanden weer werd gevolgd door de reeks onder 1.5.
1.8 Hanzehogeschool heeft [appellant] vervolgens met terugwerkende kracht tot 1 september 2009 salaris uitbetaald op basis van een betrekkingsomvang van 0,7 fte, gelijk aan de periode voor die datum. Ook heeft zij [appellant] voor dat percentage weer tewerk gesteld.