De verdere beoordeling
De feiten
1. De kantonrechter heeft in dit kort geding onder overweging 5 een aantal feiten vastgesteld. Samen met wat in hoger beroep is komen vast te staan, zijn deze feiten -als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende gemotiveerd betwist en mede gelet op overgelegde en niet weersproken stukken- de volgende.
1.1 [geïntimeerde] is met ingang van 9 juli 2007 voor bepaalde tijd tot 31 december 2007 als telefoniste in dienst getreden bij Connexxion, met een arbeidsomvang van gemiddeld 20 uur per week. De arbeidsovereenkomst is na 31 december 2007 voortgezet, en volgens [geïntimeerde] en Connexxion is dat stilzwijgend gebeurd.
1.2 [geïntimeerde] werd door Connexxion vooral ingezet voor werkzaamheden in het kader van WMO-vervoer, dat wil zeggen: vervoer ingevolge de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De gemeente Leeuwarden heeft dit vervoer na aanbesteding aan Connexxion gegund tot en met 31 maart 2008.
Op 15 februari 2008 heeft de gemeente dit vervoer echter met ingang van 1 april 2008 gegund aan de Vier Gewesten B.V. Laatstgenoemde vennootschap heeft voor de feitelijke uitvoering daarvan onder meer [appellante] ingeschakeld.
1.3 Bij brief van 9 januari 2008 aan [geïntimeerde] en (vrijwel) alle andere werknemers van Connexxion heeft [appellante] onder meer geschreven:
"Voor de overname zijn wettelijke regels vastgesteld. In het kort komt het er op neer dat wij 75% van de werknemers met hun arbeidsovereenkomst moeten overnemen. Dit op voorwaarde zoals de indeling in de CAO aangeeft. Deze wettelijke voorwaarden zullen wij zeker nakomen, maar ook de andere 25% van de werknemers willen wij graag een kans bieden om voor ons te werken."
Bijgevoegd was een vragenlijst om "enigszins te kunnen beoordelen hoeveel en welke talenten een ieder heeft".
1.4 Met ingang van 1 april 2008 is [geïntimeerde] voor de duur van een jaar bij [appellante] in dienst getreden als telefoniste voor 20 uur per week, met het beding dat aan haar in redelijkheid ook andere werkzaamheden kunnen worden opgedragen. Deze overeenkomst is met wederzijds goedvinden eerder, namelijk per 1 februari 2009, geëindigd.
1.5 [geïntimeerde] en [appellante] hebben een nieuw contract ondertekend met opschrift 'eerste verlenging', waarin is neergelegd dat [geïntimeerde] vanaf 1 april 2009 voor de duur van een jaar bij [appellante] werkzaam zal zijn voor 20 uur per week voor hetzelfde werk als hiervoor onder 1.3 vermeld.
1.6 Vervolgens hebben partijen een contract gesloten met opschrift 'tweede verlenging', waarbij is bepaald dat [geïntimeerde] van 1 april 2010 tot en met 30 juni 2010 voor 20 uur per week als taxichauffeur werkzaam zou zijn. Feitelijk is [geïntimeerde] als telefoniste blijven werken.
1.7 Bij brief van 12 juni 2010 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] bevestigd dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. [appellante] heeft in deze brief tevens meegedeeld dat [geïntimeerde] niet meer werd toegelaten tot haar werk en geacht werd de rest van de periode verlof op te nemen.
1.8 Bij brief van 15 juni 2010 is namens [geïntimeerde] geprotesteerd tegen de op non-actiefstelling, het verplicht moeten opnemen van vakantiedagen en tegen de stelling van [appellante] dat de arbeidsovereenkomst per 30 juni 2010 zou eindigen. Voorts is [appellante] gesommeerd om [geïntimeerde] toe te laten tot haar eigen werk, ook na 1 juli 2010.
1.9 Op de arbeidsovereenkomsten van [geïntimeerde] bij Connexxion en [appellante] was de CAO Taxivervoer van toepassing. Op basis van art. 9.2.3B in verbinding met bijlage 15 van deze CAO was [appellante] verplicht een aanbod te doen om bij haar in dienst te treden aan 75% van de bij het WMO-vervoer betrokken werknemers van Connexxion die aan de kwalificatie-eisen voldoen. De CAO geeft een definitie van het begrip 'betrokken werknemer' en sluit daarvan uit de werknemer 'waarvan het bepaalde tijd contract afloopt tussen de definitieve gunning en de datum aanvang vervoer'.