De beoordeling
De feiten
1. Tegen de door de kantonrechter in haar vonnis onder de nummers 1 tot en met 20
vastgestelde feiten is, behoudens de met de eerste grief geponeerde stelling van [appellante] dat niet alle feiten zijn weergegeven, niet gegriefd en ook overigens is niet gebleken van bezwaar tegen die feiten, zodat het hof van die feiten uitgaat. Deze feiten komen, aangevuld met wat voorts tussen partijen is komen vast te staan, op het volgende neer.
1.1 [geïntimeerde], geboren [in 1955], is op 39-jarige leeftijd in dienst getreden bij de rechtsvoorgangster van [appellante], die de onderneming begin 2007 heeft overgenomen. Als salesmanager automotiv diende [geïntimeerde] in hoofdzaak werkplaatsapparatuur voor garages en bandenbedrijven te verkopen.
1.2 Hoewel [geïntimeerde] in februari 2009 nog een beoordeling heeft gekregen waarin 15 van de 17 punten als goed, en 2 andere punten als voldoende zijn beoordeeld, werden hem vanaf begin april 2009 tekortkomingen verweten. Bij brieven van
20 april, 7 mei en 12 juni 2009 heeft [appellante] aangegeven ontevreden te zijn over zijn inspanningen.
1.3 Bij e-mail van 28 mei 2009 werd aan [geïntimeerde] medegedeeld dat het op 8 april 2009 aan hem op zijn verzoek verleende verlof voor de periode van 22 tot en met 29 juni 2009 alsnog niet werd toegestaan. Onbetaald verlof mocht hij echter wel opnemen.
1.4 [geïntimeerde] kreeg lichamelijke klachten en bezocht daarvoor zijn huisarts. Na terugkeer van zijn vakantie op 29 juni 2009 heeft hij wederom zijn huisarts bezocht en zich daarna ziek gemeld.
1.5 [appellante] hebben [geïntimeerde] op 6 juli 2009 meegedeeld dat hij zich de dag erop bij de arboarts te Leeuwarden diende te vervoegen. Zowel de echtgenote van [geïntimeerde] als zijn gemachtigde hebben [appellante] diezelfde dag laten weten dat [geïntimeerde] daar niet toe in staat was, maar dat controle aan huis wel mogelijk was en dat de bedrijfsarts informatie bij de huisarts kon inwinnen. Daarnaast heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] verzocht om de aangelegenheden betreffende het dienstverband via zijn kantoor te laten lopen, dan wel hem afschriften te sturen van e-mails aan [geïntimeerde].
1.6 [appellante] heeft vervolgens per e-mail van 6 juli 2009 aan [geïntimeerde] meegedeeld de salarisbetaling met onmiddellijke ingang te staken. Met een andere mail van die dag heeft [appellante] kenbaar gemaakt de bedrijfsauto van [geïntimeerde] te willen innemen.
1.7 [geïntimeerde] heeft op 8 juli 2009 de arbodienst in Groningen bezocht en op 16 juli 2009 de bedrijfsarts.
1.8 De bedrijfsarts heeft bij brief van 16 juli 2009 aan [appellante] gemeld dat de gezondheidsklachten van [geïntimeerde] rechtstreeks het gevolg zijn van een arbeidsconflict. Het advies luidde om op korte termijn een mediationtraject te starten en een time-out van 2 weken te hanteren, binnen welke termijn mediation kon worden opgestart. De verzuimmelding wordt, zo staat in deze brief, op 30 juli 2009 beëindigd. De bedrijfsarts gaf tevens aan dat [geïntimeerde] meende nog niet toe te zijn aan gesprekken en dat hij is gewezen op de mogelijkheid van een second opinion.
1.9 [appellante] heeft op 20 juli 2009 de bedrijfsauto en overige in het bezit van [geïntimeerde] zijnde bedrijfsmiddelen bij hem ingenomen. Verder is er geen contact geweest tussen [geïntimeerde] en [appellante].
1.10 Zowel per e-mail als per aangetekende brief van vrijdag 31 juli 2009 heeft
[appellante] aan [geïntimeerde] geschreven:
"Blijkens een brief van Arbodienst van l6 juli jl. had U zich gisteren weer op kantoor moeten melden. U bent zonder enig bericht weggebleven. Ook vandaag bent U niet verschenen. Dit betekent dat U over vandaag en gisteren geen salaris zult ontvangen. Wij sommeren U om U aanstaande maandag op de gebruikelijke tijd op het kantoor in Bunschoten te melden. Indien U niet aan deze sommatie voldoet zal dit worden aangemerkt als een dringende reden voor ontslag op staande voet."
1.11 [geïntimeerde] heeft de aangetekende brief op maandag 3 augustus 2009 ontvangen.
1.12 Bij e-mail van 3 augustus 2009 te 16.15 uur heeft een kantoorgenoot van de gemachtigde van [geïntimeerde] in reactie op de hiervoor geciteerde brief aan
[appellante] gemeld:
"Cliënt is inmiddels gezien door de arbo-arts. De arbo-arts heeft u geadviseerd een mediator in te schakelen. Voor zover cliënt heeft kunnen nagaan is dit niet gebeurd. Cliënt is bereid mee te werken aan mediation. Ik ga er dan ook vanuit dat u alsnog op zo kort mogelijke termijn een mediator in zult schakelen. Cliënt is nog altijd arbeidsongeschikt. Het lijkt mij dan ook aangewezen dat cliënt opnieuw gezien wordt door de bedrijfsarts, opdat deze een actueel oordeel over de belastbaarheid van cliënt kan opstellen. De oproep in de aangetekende brief die cliënt hedenmiddag ontving is dan ook prematuur. Cliënt kan daaraan als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid geen gehoor geven. Ik ga er vooralsnog van uit dat u cliënt zult laten oproepen door de arbo-arts en een mediator zult inschakelen ".
1.13 Bij aangetekende brief van 3 augustus 2009, die [geïntimeerde] op 4 augustus 2009 heeft ontvangen, heeft [appellante] aan [geïntimeerde] gemeld dat hij geen gevolg heeft gegeven aan de sommatie van 31 juli 2009 "om U heden op de gebruikelijke tijd weer op kantoor in Bunschoten te melden. U laat ons daarom geen andere keus dan u op staande voet te ontslaan omdat U zich hebt schuldig gemaakt aan herhaalde onterechte werkweigering. Na Uw ziekmelding heeft de Arbodienst geconcludeerd dat er sprake was van een ziekmelding wegens een arbeidsconflict. In verband daarmee hebt U een "time-out" gekregen van twee weken. U bent ook gewezen op de mogelijkheid van een second opinion, van welke mogelijkheid U voor zover ons bekend geen gebruik hebt gemaakt. Op grond van de instructie van de Arbodienst had U zich op 30 juli jl. weer op Uw werk moeten melden. Dat hebt U niet gedaan en ook niet op 31 juli jl. Omdat U zich van de sommatie van 31 juli jl. niets hebt aangetrokken hebben wij U dus op staande voet moeten ontslaan."
1.14 [geïntimeerde] heeft bij brief van 7 augustus 2009 beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag en aanspraak gemaakt op doorbetaling van het salaris.
1.15 Op 8 augustus 2009 heeft [geïntimeerde] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Bij brief van 21 augustus 2009 heeft het UWV gemeld van oordeel te zijn dat [geïntimeerde] zijn eigen werk op 31 juli 2009 niet kon doen. In de door
[appellante] bij akte in appel overgelegde FML-lijst staat dat [geïntimeerde] voor vervoer is aangewezen op anderen, ernstige sociaal fobische klachten heeft en vooralsnog geen functie kan verrichten zoals zijn functie, waarin hij klanten moet overtuigen.
1.16 De kantonrechter in Utrecht heeft bij beschikking van 18 november 2009 de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden per 1 december 2009 onder toekenning van een vergoeding aan [geïntimeerde] van € 101.554,36 bruto. Bij vonnis in kort geding, eveneens van 18 november 2009, heeft de kantonrechter te Utrecht [appellante] veroordeeld tot doorbetaling van het loon vanaf 1 juli 2009. Op basis van deze beslissingen heeft [appellante] in totaal € 137.944,47 aan [geïntimeerde] betaald.
1.17 [geïntimeerde] heeft na 1 december 2009 een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangen.