ECLI:NL:GHLEE:2012:BW5989

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000691-11
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doodslag na vrijspraak voor moord in zaak tegen verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 16 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte werd beschuldigd van moord op haar schoonmoeder, maar het hof sprak haar vrij van de primair ten laste gelegde moord, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat er sprake was van voorbedachte raad. Evenmin kon het hof vaststellen dat het oogmerk van de verdachte gericht was op diefstal, wat leidde tot vrijspraak van de subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor doodslag en kreeg een gevangenisstraf van twaalf jaren opgelegd. Het hof oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en dat de ernst van het delict, dat de rechtsorde ernstig had geschokt, een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigde.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 13 maart 2010 heeft de verdachte haar 69-jarige schoonmoeder in haar woning om het leven gebracht. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen met een zwaar voorwerp op het hoofd geslagen en met een scherp voorwerp in de rug gestoken. De sectie op het lichaam van het slachtoffer toonde aan dat de dood was veroorzaakt door massaal bloedverlies als gevolg van de opgelopen letsels. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte tijd en gelegenheid had om het feit te plegen en dat er voldoende bewijs was dat zij in de woning van het slachtoffer was geweest. De verdachte ontkende echter in de woning te zijn geweest en stelde dat de sporen door iemand anders waren achtergelaten.

Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte betrokken was bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor moord, maar het hof vond dat de doodslag wel bewezen kon worden. De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van het delict en de impact ervan op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000691-11
Uitspraak d.d.: 16 mei 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 18 maart 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats 2] op [1963],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Noord Holland Noord, Amerswiel te Heerhugowaard.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 13 maart 2010, althans in of omstreeks de periode omvattende de dagen 13 maart 2010 en 14 maart 2010 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer]
- meermalen met een zwaar en/of kantig voorwerp, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of meerdere andere delen van het lichaam geslagen en/of gestompt en/of - meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of meerdere andere delen van het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:
zij op of omstreeks 13 maart 2010, althans in of omstreeks de periode omvattende de dagen 13 maart 2010 en 14 maart 2010, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met een zwaar en/of kantig voorwerp, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of meerdere andere delen van het lichaam geslagen en/of gestompt en/of - meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of meerdere andere delen van het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een bankpas/pinpas (ten name van [slachtoffer]) uit de woning van die [slachtoffer] en/of poging tot diefstal van enig(e) goed(eren) van verdachtes gading, immers is door verdachte in de woning van die [slachtoffer] naar dat/die goed(eren) gezocht, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
meer subsidiair:
zij op of omstreeks 13 maart 2010, althans in of omstreeks de periode omvattende de dagen 13 maart 2010 en 14 maart 2010, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met een zwaar en/of kantig voorwerp, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of meerdere andere delen van het lichaam geslagen en/of gestompt en/of - meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug en/of meerdere andere delen van het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De advocaat-generaal heeft ter zitting aangevoerd dat de primair ten laste gelegde moord wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft de advocaat-generaal gesteld dat verdachte van te voren al van plan was om haar schoonmoeder van het leven te beroven. Bovendien heeft verdachte bij iedere slag of schop, maar zeker bij het steken met het mes, bedacht dat het slachtoffer dood moest, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is niet vereist dat verdachte heeft gehandeld volgens een vooropgezet plan. Voldoende is dat komt vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat zij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Nu verdachte haar daderschap ontkent, zijn andere bewijsmiddelen aangaande het bestanddeel 'voorbedachte raad' van doorslaggevend belang.
In tegenstelling tot de advocaat-generaal acht het hof niet bewezen dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. De aanwijzingen die het dossier daarover bevat, en die door de advocaat-generaal zijn gebruikt ter onderbouwing van de voorbedachte raad, rechtvaardigen niet de conclusie dat verdachte reeds vooraf het besluit had genomen om het slachtoffer van het leven te beroven. De uiterlijke verschijningsvorm van het feit rechtvaardigt evenmin de conclusie dat verdachte zonder meer tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden op wat zij aan het doen was en zich daar rekenschap van heeft gegeven. Hierbij is ook van belang dat op grond van de sectiebevindingen het niet mogelijk is een volgorde aan te geven in het oplopen van de letsels.
Het hof vindt in het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat bij de verdachte sprake is geweest van een besluit waarover zij zich heeft beraden, dan wel de gelegenheid heeft gehad om zich daarover te beraden ten aanzien van de betekenis en de gevolgen daarvan. Aldus acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachte raad in bovenbedoelde zin. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de haar primair ten laste gelegde moord.
Vrijspraak ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Er is sprake van gekwalificeerde doodslag als de dader voorafgaand, tijdens of na het plegen van een ander strafbaar feit, doodslag heeft gepleegd om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, te vergemakkelijken of de kans op betrapping te verkleinen.
Mede gelet op de aangetroffen (bloed)sporen in/op kasten en laden in de woning van het slachtoffer zou kunnen worden vermoed dat is gezocht naar geld of goederen. Echter, nu bewijs daarvoor ontbreekt, kan niet worden bewezen dat het oogmerk van verdachte gericht was op diefstal en dat zij daartoe de doodslag heeft begaan. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het haar subsidiair ten laste gelegde.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het meer subsidiair ten laste gelegde
Door de verdediging is in hoger beroep naar voren gebracht dat verdachte moet worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde. Het aantreffen van DNA kan hooguit als ondersteunend bewijs worden gebruikt. Bovendien is het aantreffen van DNA in de woning van het slachtoffer op zich niet redengevend voor het oordeel dat verdachte op die plaats dus ook een strafbaar feit heeft gepleegd. Het feit zou ook gepleegd kunnen zijn door iemand anders, waarbij die andere persoon sporen van verdachte op de plaats delict heeft achtergelaten. Nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt het volgende.
Op zondagochtend 14 maart 2010 omstreeks 09.48 uur is in haar woning in de verzorgingsflat [verzorgingsflat] het stoffelijk overschot van [slachtoffer] aangetroffen. Het slachtoffer lag in haar badkamer in een hoeveelheid bloed.
Op het lichaam van het slachtoffer is op 16 maart 2010 een sectie verricht. In het rapport van de lijkschouwing worden samenvattend - zakelijk weergegeven - de volgende resultaten, interpretatie en conclusie verwoord:
Bij het slachtoffer waren er in de behaarde hoofdhuid over het gehele hoofd verspreid circa negentien ruwrandige letsels te zien met verscheuren van de weke delen en veel bloeduitstortingen. Er waren daarmee gerelateerd in het schedeldak circa acht ingeslagen deuken of butsen. De letsels op het hoofd en het schedeldak passen bij meermalen hard slaan met een zwaar en mogelijk ook kantig voorwerp. Ook in het gezicht, aan de beide handen, op de rechterschouder en aan de beide benen waren er veel onderhuidse bloeduitstortingen en huidkneuzingen. Aan de strekzijde van de handen en in het gezicht was de huid ook kapot gescheurd. In de borstkas links waren twee ribben gebroken. De letsels zijn alle bij leven opgelopen als gevolg van vele malen heftig botsend geweld op het lichaam zoals door hard slaan, stompen, ergens tegenaan vallen en/of schoppen kunnen zijn veroorzaakt. Er waren op de rug twee scherprandige letsels met het aspect van een steekletsel opgeleverd door steken met een scherp snijdend voorwerp. Op grond van de sectiebevindingen is het niet mogelijk een volgorde aan te geven in het oplopen van de letsels en evenmin hoe lang het slachtoffer na het oplopen van de letsels nog heeft geleefd.
Uit het voorgaande volgt dat [slachtoffer], 69 jaar oud geworden, is overleden door massaal bloedverlies als gevolg van scherprandig perforerend geweld tot in de rechterborstkas en meermalen heftig botsend geweld op het hoofd.1
Tijdstip van overlijden
Vaststaat dat het slachtoffer op zaterdag 13 maart 2010 tussen de middag nog een warme maaltijd heeft genuttigd in het restaurant van [verzorgingsflat]. Na de maaltijd is zij teruggekeerd naar haar woning. Dat was om omstreeks 13.00 uur.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij die middag omstreeks 15.00 uur en 16.00 uur bij het slachtoffer heeft aangebeld om haar de krant te brengen. Getuige hoorde de bel overgaan, maar er werd niet open gedaan. Volgens deze getuige was dit uitzonderlijk, omdat het slachtoffer anders altijd aanwezig was om de krant in ontvangst te nemen.
Na 15.00 uur is het slachtoffer niet meer gezien.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, acht het hof het aannemelijk dat het slachtoffer tussen 13.00 uur en 15.00 uur om het leven is gebracht.
Forensisch technisch onderzoek
Op 14 maart 2010 is een forensisch sporenonderzoek2 ingesteld in en rond de woning van het slachtoffer. In die woning zijn op diverse plekken bloedsporen aangetroffen en veiliggesteld. Het betreft onder meer:
- bloeddruppels op de badkamervloer
- bloedspat op de deur van de badkamer
- bloeddruppels op de vloer van de hal
- bloedspoor op het kleedje op de wasmachine
- bloedspoor vloer bij de eettafel
- bloedspoor op ladekastje in de slaapkamer.
In de badkamer werden drie schoensporen aangetroffen. Op een later tijdstip zijn door middel van luminol-onderzoek3 nog bloedsporen zichtbaar gemaakt, ondermeer op stapeltjes opgevouwen kleding, handdoeken en beddengoed in kledingkasten.
Van alle betrokken familieleden van het slachtoffer is wangslijm afgenomen ten behoeve van DNA-onderzoek.
Gezien de rapportages van het NFI over de hierboven genoemde sporen en de daarvan genomen monsters staat buiten redelijke twijfel vast dat die sporen van verdachte afkomstig zijn. Dat is overigens ook niet betwist door de verdediging.
Van de in de badkamer aangetroffen schoensporen is vastgesteld dat deze zijn gezet toen het bloed nog niet was ingedroogd. Voorts volgt uit een vergelijkend schoensporenonderzoek tussen het veiliggestelde schoenafdrukspoor [1] en het proefafdrukspoor van de onder verdachte in beslag genomen linkerlaars dat het veiliggestelde schoenafdrukspoor [1] waarschijnlijk is veroorzaakt met de zool van de linkerschoen van verdachte. De profielovereenkomst is (voorzover zichtbaar) nagenoeg hetzelfde en de afmetingen zijn (voor zover meetbaar) nagenoeg hetzelfde. Daarnaast is er een onregelmatigheid in het veiliggestelde schoenafdrukspoor die wat betreft plaats overeenkomt en wat betreft vorm gedeeltelijk overeenkomt met één karakteristieke beschadiging in de zool van de laars die onder verdachte in beslag is genomen. Voorts zijn er geen onverklaarbare verschillen waargenomen.4
Daarnaast is bij nader onderzoek aan de rechterlaars van verdachte in de stiknaden bloed aangetroffen. Van het DNA in de bemonstering van de stiknaden zijn DNA-profielen verkregen. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer]. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met deze afgeleide DNA-profielen is kleiner dan één op één miljard.5 Gezien de rapportage van het NFI staat buiten redelijke twijfel vast dat die sporen van het slachtoffer [slachtoffer] afkomstig zijn.
Verdachte droeg de in beslag genomen laarzen op het tijdstip van haar aanhouding. Zij heeft verklaard dat zij deze laarzen ook heeft gedragen op 13 maart 2010.
Andere vaststellingen
Uit nader onderzoek van de politie volgt dat het misdrijf, inclusief de vluchtige doorzoeking van de woning, binnen een tijdsbestek van vijf minuten kan hebben plaatsgevonden. Verdachte woont op circa twee autominuten van [verzorgingsflat].
De echtgenoot van verdachte, [echtgenoot verdachte], heeft verklaard dat verdachte op 13 maart 2010 omstreeks 13.00 uur is weggegaan voor boodschappen en hierna hun dochter zou ophalen. De dochter van verdachte, [dochter verdachte], heeft verklaard dat haar moeder haar op 13 maart 2010 omstreeks 14.30 uur heeft opgehaald bij de woning van [dochter verdachte] in [pleegplaats].
De auto van verdachte is de bewuste dag tussen 13.16 uur en 13.18 uur rijdend op het parkeerterrein van hotel [hotel] gesignaleerd. Verdacht heeft haar auto herkend op de camerabeelden en heeft verklaard dat zij er die dag als enige en steeds alleen in gereden heeft. Hotel [hotel] is direct naast [verzorgingsflat] gelegen en de gebouwen zijn door middel van een doorgang aan elkaar verbonden.
Tevens is op basis van camerabeelden komen vast te staan dat verdachte omstreeks 13.29 uur die dag de supermarkt [supermarkt] te [pleegplaats] is binnengegaan. Deze supermarkt is gelegen op een afstand van circa 200 meter van [verzorgingsflat]. Verdachte was alleen. Zij had op dat moment een bloedende wond aan haar vinger. In deze supermarkt heeft zij om 13.30 uur shag, pleisters, bleek en Glorix doekjes afgerekend.
Uit de camerabeelden van supermarkt [supermarkt 2] in [plaats 2] volgt dat verdachte deze supermarkt om 14.27 uur binnenkwam en op 14.33 uur een fles mayonaise en een zak kroepoek heeft afgerekend.
Overwegingen en conclusie
In de woning van het slachtoffer zijn bloedsporen van verdachte aangetroffen. Voor het merendeel betreft het zogenaamde passieve druppels. In de directe nabijheid van het ontzielde lichaam is een afdruk aangetroffen van een laars van verdachte, gezet op een moment dat het bloed van het slachtoffer nog niet was ingedikt. In het stiksel van een laars van verdachte is bloed van het slachtoffer aangetroffen.
Deze feiten zijn door verdachte niet weersproken. Verdachte heeft ook verklaard dat zij die dag een verwonding aan haar vinger had opgelopen, die behoorlijk bloedde. Over de wijze en het moment van ontstaan van die verwonding heeft zij niet consequent verklaard.
Verdachte ontkent dat zij op 13 maart 2010 in de woning van het slachtoffer is geweest. Zij heeft verklaard de afgelopen 15 jaren nimmer bij haar schoonmoeder binnen te zijn geweest. De aangetroffen sporen zouden daarom door iemand anders in de woning zijn achtergelaten. De werkelijke dader zou aldus de schuld in haar schoenen willen schuiven. Verdachte heeft in dat verband de beschuldigende vinger in de richting van een andere schoondochter van [slachtoffer] gewezen.
Het hof acht dit door verdachte opgeworpen alternatieve scenario te onwaarschijnlijk om daarnaar ambtshalve verder onderzoek te gelasten. In dit scenario zou de werkelijke dader immers de beschikking moeten hebben gehad over (een aanzienlijke hoeveelheid) bloed van verdachte en over de laarzen die verdachte zelf die dag heeft gedragen. En die dader moet hebben geweten dat verdachte die dag een bloedende wond had opgelopen, want anders was het verspreiden van passieve druppels zinloos.
Voor het hof staat daarom vast dat verdachte zelf de sporen in de woning heeft achtergelaten en dat zij ten tijde van het misdrijf in de woning van het slachtoffer is geweest en zelfs zeer dicht bij het slachtoffer in de badkamer. Blijkens het onderzoek heeft verdachte ook tijd en gelegenheid gehad om het feit te plegen. Daarmee staat voor het hof vast dat verdachte betrokken is geweest bij het om het leven brengen van het slachtoffer.
Verdachte heeft geen sluitend alibi voor de periode tussen grofweg 13.00 uur en 14.15 uur. Nu in de woning van het slachtoffer geen sporen van anderen dan verdachte zijn aangetroffen die aan het feit kunnen worden gerelateerd en verdachte ter terechtzitting van het hof desgevraagd uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij niemand in bescherming neemt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
meer subsidiair:
zij op 13 maart 2010, te [pleegplaats], in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met een zwaar voorwerp op en tegen het hoofd en meerdere andere delen van het lichaam geslagen en/of gestompt en
- meermalen met een scherp en puntig voorwerp, in de rug en meerdere andere delen van het lichaam gestoken en/of gesneden,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft haar 69-jarige schoonmoeder van het leven beroofd door haar meermalen met een zwaar voorwerp op het hoofd te slaan en haar twee keer met een scherp en puntig voorwerp in de rug te steken. Dit gewelddadige handelen van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het leven van een ander.
Het gruwelijke feit vond plaats op klaarlichte dag in de verzorgingsflat, alwaar het slachtoffer - een mindervalide vrouw - alleen woonde. De verdachte heeft het slachtoffer in haar eigen woning op zeer gewelddadige wijze om het leven gebracht. Dit alles maakt, tezamen met de hardnekkige ontkenning van verdachte de dader te zijn, haar handelen onbegrijpelijk en onverklaarbaar. Met de beweegredenen van verdachte kon het hof om die reden geen rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Door een feit als dit is de rechtsorde ernstig geschokt. Daarnaast heeft het delict in de samenleving en - in het bijzonder - de omgeving van het slachtoffer voor gevoelens van angst en onveiligheid gezorgd. Aan de nabestaanden van het overleden slachtoffer is veel leed toegebracht, hetgeen is verwoord in de schriftelijke slachtofferverklaring van de kinderen van het slachtoffer. De nabestaanden zullen bovendien moeten leven met het feit dat zij in het ongewisse zullen blijven over wat er precies gebeurd is en (vooral) waarom.
Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een zeer langdurige gevangenisstraf ter afdoening in aanmerking komt.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 11 april 2012, blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Gelet op de inhoud van het rapport pro justitia van het Pieter Baan Centrum d.d. 24 februari 2010 acht het hof verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Alles afwegende, mede gezien het feit dat het hof in tegenstelling tot de advocaat-generaal tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde doodslag komt, zal het hof - evenals de rechtbank - verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 16 mei 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood opgemaakt door arts en patholoog Ann Maes d.d. 30 maart 2010 (map 5).
2 Proces-verbaal PD-onderzoek d.d. 6 juli 2010 (map 5).
3 Proces-verbaal luminol onderzoek in woning [adres] [pleegplaats] d.d. 16 april 2010 (map 5).
4 Proces-verbaal vergelijkend schoensporenonderzoek d.d. 2 augustus 2010 (map 5).
5 Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van
[slachtoffer] in [pleegplaats] op 14 maart 2010 opgemaakt door het NFI d.d. 3 juni 2010 (map 5).
Aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in [pleegplaats] op 14 maart 2010 d.d. 25 februari 2011.