Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-000220-09
Uitspraak d.d.: 16 mei 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 16 januari 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 19-622191-05, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1964],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken zal gelasten, waarbij deze straf dient te worden omgezet naar een werkstraf van 28 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E. van der Meer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 17 oktober 2007, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon, te weten [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 8,50 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt, geslagen, geschopt, getrapt en/of geduwd, en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] van hem, verdachte, en zijn mededader(s) wegrende, althans probeerde weg te komen, die [slachtoffer 1] achterna is gerend, althans weer naar die [slachtoffer 1] is gegaan, en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft vastgegrepen en/of (wederom) meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt, geslagen, geschopt, getrapt en/of geduwd, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen, en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, die [slachtoffer 1] (wederom) meermalen, althans eenmaal, heeft geschopt en/of getrapt en/of tegen de grond geduwd heeft gehouden, en/of meermalen, althans eenmaal, tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Je moet betalen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 17 oktober 2007, te [plaats], in ieder geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt, geslagen, geschopt, getrapten/of geduwd, en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] van hem, verdachte, en zijn mededader(s) wegrende, althans probeerde weg te komen, die [slachtoffer 1] achterna is gerend, althans weer naar die [slachtoffer 1] is gegaan, en die [slachtoffer 1] (vervolgens) heeft vastgegrepen en/of meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt, geslagen, geschopt, getrapt en/of geduwd, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val isgekomen, en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, heeft geschopt en/of getrapt en/of tegen de grond geduwd heeft gehouden, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2 primair:
hij op of omstreeks 15 december 2007 te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] in zijn gezicht, althans tegen zijn hoofd, heeft gestompt, geslagen, getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 15 december 2007 te [plaats] opzettelijk mishandelend een persoon, genaamd [slachtoffer 2], in zijn gezicht, althans tegen zijn hoofd, heeft gestompt, geslagen, getrapt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak 1 primair en subsidiair
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde veroordeeld dient te worden. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het hof gaat bij de beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Verdachte is portier. Hij was op 17 oktober 2007 als horecabezoeker aanwezig in het centrum van [plaats]. Verdachte heeft verklaard dat hij toen meer had gedronken dan goed voor hem was. Hij was samen met een aantal collega-portiers - allen niet in functie - toen hij werd geconfronteerd met een situatie op straat waarbij een hun bekende medewerker van eetgelegenheid [naam] naar hun idee een conflict had met een klant (aangever) over de betaling van een pizza. Volgens verdachte schoot hij op dat moment automatisch in de "portiersmode".
Verdachte heeft samen met collega-portiers en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij aangever aangedrongen op betaling van de pizza. Hierbij hebben verdachte en zijn collega's aangever vastgehouden, zijn om hem heen gaan staan en hebben er bij hem meermalen op aangedrongen alsnog de pizza te betalen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever daarbij heeft geduwd. Aangever weet op een gegeven moment weg te rennen bij de groep, waarop [medeverdachte 1] achter aangever aan is gerend en hem op de [straat] op de grond heeft gedrukt en heeft vastgehouden. Daarop heeft aangever aangegeven dat hij de pizza zal betalen en heeft hij het bedrag betaald.
Het hof acht niet bewezen dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangever hebben geschopt en geslagen. Dit blijkt - anders dan aangever over het incident heeft verklaard - niet uit de beelden van (een gedeelte) van het incident. Voorts is er geen letsel waargenomen bij aangever.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of de handelingen van verdachte en zijn medeverdachten afpersing opleveren. Het is vaste rechtspraak dat er in juridische zin ook sprake kan zijn van afpersing indien men redelijkerwijs kon menen recht te hebben op betaling van een bedrag als het afgeperste (aan een ander). Het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen kan in een dergelijke situatie bestaan als verdachte moet hebben beseft dat hij door zijn handelswijze 'de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreed'.
Hebben verdachte en zijn medeverdachten nu door hun handelingen de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreden? Vooropgesteld dient te worden dat dergelijke conflicten in beginsel dienen te worden opgelost zonder het gebruik van welke vorm van geweld dan ook. Bemiddeling dient niet te ontaarden in eigenrichting. De gedragingen (welke het hof wel kwalificeert als geweld) zijn echter in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof niet van dien aard geweest dat daarmee de 'grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre zijn overschreden'. Derhalve acht het hof niet bewezen dat bij verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling heeft bestaan. De wijze van optreden van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] jegens aangever is afkeurenswaardig, maar is in dit specifieke geval niet van dien aard dat hen een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Gelet hierop zal het hof verdachte vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde afpersing.
Het hof zal verdachte eveneens vrijspreken van de mishandeling die verdachte onder 1 subsidiair ten laste is gelegd, nu niet is vast komen te staan dat aangever pijn en/of letsel heeft opgelopen door de handelwijze van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Vrijspraak 2 primair en subsidiair
Het hof zal verdachte ter zake van hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd vrijspreken, omdat het hof de verklaring - zoals verdachte deze heeft afgelegd ter terechtzitting - betrouwbaar en overtuigend acht en verdachte op basis van deze verklaring geen strafbaar verwijt kan worden gemaakt.
Uit deze verklaring blijkt dat verdachte - in zijn hoedanigheid als beveiligingsmedewerker - reageerde op een oproep van een collega om enkele klanten uit de [naam] te [plaats] te zetten. Hierbij heeft één van de klanten - aangever - getracht verdachte te slaan, waarbij aangever ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen. Deze lezing wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1]. Verdachte heeft daarbij aannemelijk gemaakt dat getuige [getuige 2] - die een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd - de gebeurtenissen door de specifieke situering van de plek waar deze plaatsvonden - niet heeft kunnen zien.
Gelet hierop zal het hof verdachte - conform de vordering van de advocaat-generaal - vrijspreken van hetgeen hem onder 2 primair en subsidiair ten laste is gelegd.
Afwijzing vordering tenuitvoerlegging
Gelet op de vrijspraak van hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, zal het hof de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Groningen van 16 juli 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Assen van
16 juni 2006 (parketnummer 19-622191-05) voorwaardelijk opgelegde twee weken gevangenisstraf, afwijzen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Groningen van 16 juli 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Assen van 16 juni 2006, parketnummer 19-622191-05, voorwaardelijk opgelegde twee weken gevangenisstraf.
Aldus gewezen door
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. van Krugten, griffier,
en op 16 mei 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. J.A. Wiarda is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.