ECLI:NL:GHLEE:2012:BW5315
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot voorschot op boedelscheiding in kort geding na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kort geding dat eerder door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden was behandeld. De man, appellant in deze zaak, vorderde van de vrouw, geïntimeerde, een voorschot op de boedelscheiding van € 7.084,-. De voorzieningenrechter had deze vordering afgewezen, omdat de man onvoldoende had onderbouwd dat hij recht had op een vordering wegens overbedeling. De man stelde dat hij en de vrouw gezamenlijk eigenaar waren van een woning en dat er een achterstand op de hypotheeklasten was, wat leidde tot dreigende executoriale verkoop door de hypotheekverstrekker, Achmea Hypotheekbank.
De man voerde aan dat de vrouw zich niet had gehouden aan afspraken over de betaling van de hypotheeklasten en dat hij hierdoor in financiële problemen verkeerde. Het hof oordeelde dat de man onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn vordering en dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er bij de boedelscheiding sprake zou zijn van overbedeling. Het hof bevestigde de beslissing van de voorzieningenrechter om de vordering tot voorschot op de boedelscheiding af te wijzen.
Daarnaast oordeelde het hof dat er geen termen aanwezig waren om de vrouw in de proceskosten te veroordelen, aangezien de man in het ongelijk was gesteld. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en compenseerde de proceskosten, zodat ieder de eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in het kader van boedelscheiding na echtscheiding.