ECLI:NL:GHLEE:2012:BW5312
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verdeling van gemeenschapsschuld na echtscheiding met betrekking tot ABN AMRO krediet
In deze zaak gaat het om de verdeling van een gemeenschapsschuld tussen twee ex-partners na hun echtscheiding. De appellante, die in eerste aanleg gedaagde was, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, waarin werd beslist dat een schuld aan ABN AMRO van € 36.941,54 aan de man werd toegedeeld, met de verplichting dat de vrouw de helft van deze schuld aan de man zou vergoeden. De appellante betoogt dat deze beslissing onterecht is, omdat zij van mening is dat de schuld in zijn geheel aan de man moet worden toegedeeld zonder verrekening, en dat de man haar moet vrijwaren voor enige aanspraken van ABN AMRO.
De rechtbank had in haar vonnis van 4 mei 2011 vastgesteld dat partijen gehuwd waren in algehele gemeenschap van goederen en dat de echtscheiding op 13 oktober 2008 was ingeschreven. De appellante heeft drie grieven ingediend, waarbij zij stelt dat de hoofdregel dat gemeenschapsschulden door beide partijen worden gedragen, in dit geval niet van toepassing zou moeten zijn. Zij voert aan dat de man onterecht een krediet heeft afgesloten en dat zij onder druk is gezet om dit krediet mede te ondertekenen.
Het hof heeft de grieven van de appellante gezamenlijk behandeld en geoordeeld dat de door haar aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om van de hoofdregel af te wijken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen grieven zijn geformuleerd tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten en dat de appellante geen feiten heeft aangedragen die de conclusie kunnen dragen dat er sprake is van benadeling of lichtvaardig maken van schulden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en bepaald dat de appellante de eigen kosten van het geding in hoger beroep dient te dragen.