ECLI:NL:GHLEE:2012:BW5304

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.074.532/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident verzet wijziging van eis in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een incident van verzet tegen een wijziging van eis in hoger beroep. De appellant, aangeduid als de man, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Assen, waarin zijn vordering tot verdeling van de gezamenlijke gemeenschap was afgewezen. De man had in eerste aanleg gevorderd dat de vrouw, aangeduid als de vrouw, een bedrag van € 41.927,28 aan hem zou voldoen, verhoogd met wettelijke rente. In hoger beroep wijzigde de man zijn eis en vorderde hij nu een verrekening van het (overgespaarde) inkomen op basis van de huwelijkse voorwaarden. De vrouw maakte bezwaar tegen deze wijziging, omdat zij meende dat dit haar procespositie onredelijk schaadde en tot vertraging van de procedure leidde.

Het hof oordeelde dat de eiswijziging tijdig was ingediend en dat de vrouw onvoldoende had onderbouwd dat zij door deze wijziging onredelijk in haar verdediging werd geschaad. Het hof benadrukte dat het hoger beroep niet alleen dient tot herstel van fouten van de eerste rechter, maar ook tot aanvulling van hetgeen partijen in eerste aanleg hebben gedaan of nagelaten. De argumenten van de vrouw dat de man onredelijk lang had gewacht met het indienen van de memorie van grieven, werden door het hof verworpen. Het hof verklaarde het verzet ongegrond en stond de eiswijziging toe, waarbij de beslissing over de kosten van het incident werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

Arrest d.d. 8 mei 2012
Zaaknummer 200.074.532/01
(zaaknummer rechtbank: 75517 / HA ZA 09-733)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in het incident verzet wijziging van eis in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.R. van der Veen, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H.J.K. Wulp, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 13 januari 2010 en 28 april 2010 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 23 juli 2010 is door de man hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 28 april 2010 met dagvaarding van de vrouw tegen de zitting van
5 oktober 2010.
De conclusie van de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Assen, d.d. 28 april 2010 tussen partijen gewezen, in conventie te vernietigen en opnieuw rechtdoende al dan niet onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, voorzover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij arrest, partijen te veroordelen hun medewerking te verlenen om op basis van de akte huwelijkse voorwaarden tot verrekening te komen en het bedrag vast te stellen dat de vrouw aan de man dient te voldoen, één en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure in beide instanties."
Voorts heeft de vrouw een akte verzet wijziging van eis genomen, waarna de man een antwoordakte op verzet tegen wijziging van eis heeft genomen.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
De man heeft één (ongenummerde) grief opgeworpen, inhoudende dat hij zich niet kan verenigen met het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen en dat hij de zaak in volle omvang aan het hof wenst voor te leggen.
De beoordeling in het incident
1. In eerste aanleg heeft de man in conventie gevorderd te bepalen dat verdeling van de gezamenlijke gemeenschap dient plaats te vinden zoals gesteld onder punt 9 en 10 van de dagvaarding, alsmede vast te stellen de omvang van het te verrekenen bedrag wegens overbedeling op basis van gedane aflossingen, alsmede te bevelen dat de vrouw het aldus vastgestelde bedrag van € 41.927,28, verhoogd met wettelijke rente per opengevallen (jaar)termijn, althans datum dagvaarding, aan de man dient te voldoen.
2. De rechtbank heeft de vordering van de man op de volgende gronden afgewezen. Partijen hebben in artikel 1 van de huwelijkse voorwaarden tot uitgangspunt genomen dat zij met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Dit uitgangspunt doet er niet aan af dat zich staande huwelijk toch een voor verdeling vatbare gemeenschap kan hebben gevormd. In deze zaak speelt echter dat de man betaling vordert wegens een overbedeling van de vrouw. Die overbedeling bestaat volgens de man uit onttrekkingen die de vrouw tijdens het huwelijk aan het gezamenlijk inkomen heeft gedaan. De man stelt daarmee aldus de rechtbank geen feiten die tot de conclusie kunnen leiden dat zich in zoverre een voor verdeling vatbare gemeenschap heeft gevormd en de verdeling daarvan heeft geleid tot een overbedeling van de vrouw.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat als de man bedoelt - zoals hij ter comparitie heeft aangevoerd - een vordering in te stellen die strekt te komen tot een verrekening van het inkomen dat daarvoor op grond van het in de huwelijkse voorwaarden opgenomen verrekenbeding in aanmerking komt, of wanneer de man bedoelt te komen tot een vergoeding van tussen partijen te verrekenen inkomen dat in het vermogen van de vrouw is gevloeid, de redactie van het petitum van de vordering van de man en de grondslag waarop hij zijn vordering laat rusten, de rechtbank geen ruimte laat om op de aldus bedoelde vordering te beslissen.
4. Bij memorie van grieven heeft de man zijn eis in die zin gewijzigd dat hij thans een vordering instelt tot verrekening van het (overgespaarde) inkomen dat daarvoor op grond van het in de huwelijkse voorwaarden opgenomen verrekenbeding (artikel 9) in aanmerking komt.
5. De vrouw maakt bezwaar tegen de wijziging/vermeerdering van eis. Zij acht de wijziging in strijd met de goede procesorde en meent dat zij in haar procespositie onredelijk is geschaad. Zij voert daartoe het volgende aan. De man heeft voldoende mogelijkheden gehad om in eerste instantie de grondslag van zijn vordering te wijzigen dan wel tot wijziging/vermeerdering van eis over te gaan. De man heeft onredelijk lang gewacht met het instellen van een eis bij de rechtbank Assen en heeft vervolgens onredelijk lang gewacht met het indienen van de memorie van grieven. Zij kan niet tolereren dat thans het voortbestaan van haar bedrijf in gevaar komt, omdat de man ontijdig een wijziging van eis indient.
6. Vooropgesteld dient te worden, zoals de vrouw ook onderkent, dat het hoger beroep in zijn algemeenheid niet alleen dient tot herstel van eventuele fouten van de eerste rechter, maar ook tot herstel van eigen verzuimen en tot het aanvullen van hetgeen partijen bij de procesvoering in eerste aanleg hebben gedaan of nagelaten. De man heeft zijn eiswijziging in hoger beroep tijdig gedaan, namelijk bij de memorie van grieven.
7. Het hof is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij door deze eiswijziging onredelijk in haar verdediging wordt geschaad en/of dat de eiswijziging tot een onredelijke vertraging van de procedure leidt. Het argument van de vrouw dat de man zijn eis reeds in eerste aanleg had kunnen wijzigen, snijdt in het licht van het hiervoor onder 6 verwoorde uitgangspunt geen hout. Ook het argument dat de man onredelijk lang zou hebben gewacht met het indienen van de memorie van grieven leidt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet tot de conclusie dat de eiswijziging tot een onredelijke vertraging van de procedure leidt. Het feit dat de vrouw gedurende lange tijd in onzekerheid verkeert omtrent haar financiële positie en over het voortbestaan van haar bedrijf, is inherent aan het feit dat partijen tegen elkaar procederen en wordt niet specifiek veroorzaakt door de - tijdig ingediende - wijziging van eis. Het hof acht het verzet dan ook ongegrond.
8. Het hof zal een beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
De beslissing
Het gerechtshof:
In het incident
verklaart het verzet ongegrond;
staat de eiswijziging toe;
houdt een beslissing omtrent de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
In de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 19 juni 2012 voor voortprocederen (memorie van antwoord).
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, K.M. Makkinga en B.J.H. Hofstee, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 8 mei 2012 in bijzijn van de griffier.