Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002036-11
Uitspraak d.d.: 25 april 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 september 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 april 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. D.C. Vlielander, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 02 juni 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (waaronder een halsketting en/of een hanger en/of drie ringen en/of drie horloges en/of drie broches) en/of een filmcamera en/of een portemonnee en/of een zilveren tientje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Namens verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Op de plaats van het delict zijn verschillende sporen aangetroffen, waaronder twee bloedsporen. Deze bloedsporen zijn veiliggesteld en voorzien van een S(poor) I(dentificatie) N(ummer), te weten achtereenvolgens [nummer] en [nummer]. Dit betreft respectievelijk een druppel bloed, aangetroffen in de hal ongeveer een meter achter de ingeslagen ruit en een druppel bloed, aangetroffen in de huiskamer. Uit het dossier blijkt slechts dat op het spoor met nummer [nummer] een match is vastgesteld met het DNA van verdachte. Er is verder geen bewijs op grond waarvan de aanwezigheid van verdachte op de plaats van het delict kan worden vastgesteld. Dit is te weinig om tot een veroordeling van verdachte te komen. Een verdachte moet weliswaar een verklaring kunnen geven waarom zijn DNA op de plaats van een delict is aangetroffen, maar een verdachte hoeft dat niet aannemelijk te maken. Een verdachte hoeft zijn onschuld niet te bewijzen. Het openbaar ministerie moet de schuld van een verdachte bewijzen.
Het gerechtshof Leeuwarden heeft onlangs een arrest gewezen waarin een verdachte werd vrijgesproken omdat er maar één DNA-spoor was dat naar de verdachte wees, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer op grond van het navolgende.
De raadsman heeft bedoeld te verwijzen naar het arrest van dit hof onder parketnummer 24-001477-11.
In dit arrest overwoog het hof naar aanleiding van een gevoerd verweer:
"Het hof is van oordeel dat het enkel aantreffen van een sigarettenpeuk met DNA-materiaal van verdachte in de buurt van de plaats delict, namelijk schuin tegenover het overvallen restaurant op een afstand van ongeveer 75 meter, onvoldoende bewijs vormt dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Het enkele feit dat er een sigarettenpeuk van verdachte in de buurt van de plaats delict is aangetroffen levert immers op zichzelf geen genoegzaam bewijs op voor daderschap van verdachte."
De feiten en omstandigheden in bedoelde casus wijken zodanig af van de feiten en omstandigheden in de onderhavige zaak, dat naar het oordeel van het hof de waardering van het aangetroffen bloedspoor voor het bewijs een andere is.
In de onderhavige zaak gaat het om het DNA van verdachte in een druppel bloed die werd aangetroffen in de woning waar was ingebroken, en wel in de huis-/woonkamer.
Aan bevindingen van DNA-onderzoek komt op zichzelf een zeer grote bewijskracht toe.
Gezien de plaats in de woning waar de onderzochte druppel bloed is aangetroffen, staat vast dat het betreffende spoor is achtergelaten door (één van) de inbreker(s). Een ruit naast de voordeur was ingeslagen en in de woonkamer troffen de getuigen die de inbraak ontdekten, een enorme ravage aan. Alle lades van de meubels in die kamer waren geopend. Die lades waren kennelijk ondersteboven gehouden en de inhoud daarvan allemaal op de grond gegooid. Een dergelijke ravage troffen de getuigen ook aan in de keuken, in de werkkamer en in de slaapkamer. Uit de kamers zijn verschillende sieraden en andere goederen weggenomen.
Verdachte heeft geen redelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van een druppel bloed waarvan de daarin aangetroffen DNA 'matcht' met zijn DNA-materiaal. Die aanwezigheid roept echter wel om een verklaring van zijn kant. Verdachte heeft geen alibi opgegeven. Hij heeft louter verklaard vaker in [plaats] te zijn geweest, maar dan bij vrienden.
Op grond van het voorgaande staat buiten redelijke twijfel vast dat verdachte in de woning van [slachtoffer] heeft ingebroken en dat hij daar goederen heeft weggenomen..
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 02 juni 2010 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning, gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (waaronder een halsketting en een hanger en drie ringen en drie horloges en drie broches) en een filmcamera en een portemonnee en een zilveren tientje, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij hij zich op brutale wijze toegang tot die woning heeft verschaft en hij vervolgens een aantal goederen heeft weggenomen. Uit de aangifte volgt dat allerlei vertrekken zijn doorzocht en het in de woning - volgens aangever - "een enorme ravage" was, waarbij de inhoud van vrijwel alle kasten op de vloer was gedeponeerd. Verdachte heeft dus niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander, maar hij heeft daarbij ook een enorme ravage aangericht in de woning, waar de bewoner zich juist veilig zou mogen wanen.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2012 heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan strafbare feiten, waaronder aan soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande, de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, acht het hof een een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van na te melden duur opgelegd dient te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. J.A. Wiarda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Meester, griffier,
en op 25 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.A. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.