ECLI:NL:GHLEE:2012:BW4216

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.096.602/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van schenkingen in het kader van meerderjarigenbewind

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, waarin werd bepaald dat de kinderen van een rechthebbende schenkingen die ten laste van haar vermogen zijn gedaan, dienen te restitueren. De bewindvoerder van de rechthebbende verzocht om toestemming voor het doen van schenkingen aan de kinderen, ondanks dat er geen schenkingstraditie was aangetoond en het liquide vermogen van de rechthebbende onder de € 20.000,- lag. De rechtbank had eerder bepaald dat schenkingen alleen zijn toegestaan indien er een schenkingstraditie is en het vermogen van de rechthebbende niet onder de genoemde grens komt.

Het hof heeft de zaak behandeld op 29 maart 2012 en geconcludeerd dat de schenkingen in strijd zijn met de aanbevelingen voor meerderjarigenbewind. De bewindvoerder voerde aan dat de rechthebbende voldoende middelen had om in haar levensonderhoud te voorzien, maar het hof oordeelde dat de aanbevelingen niet alleen bindend zijn voor de bewindvoerder, maar ook dat de rechthebbende een redelijke financiële buffer moet hebben voor onvoorziene kosten.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de aanbevelingen rechtvaardigden. De bewindvoerder had niet aangetoond dat er een schenkingstraditie bestond en het resterende vermogen van de rechthebbende was te laag om schenkingen toe te staan. De beslissing van de rechtbank werd dan ook bekrachtigd, en het verzoek van de bewindvoerder om toestemming voor de schenkingen werd afgewezen.

De uitspraak werd gedaan door het Gerechtshof Leeuwarden op 17 april 2012, waarbij de rechters J.G. Idsardi, M.P. den Hollander en K.R. Kuiken aanwezig waren.

Uitspraak

Beschikking d.d. 17 april 2012
Zaaknummer 200.096.602
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[bewindvoerder],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat mr. G.L. van der Heide-Brink, kantoorhoudende te Drachten.
Belanghebbenden:
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de rechthebbende,
2. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
3. [belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats],
4. [belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats],
5. [belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats],
[de kinderen] hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 3 augustus 2011 (zaaknummer 362005 AZ VERZ 11-2597) heeft de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, bepaald dat de kinderen de schenkingen die ten laste van het vermogen van de rechthebbende zijn gedaan dienen te restitueren aan de rechthebbende.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 2 november 2011, heeft de bewindvoerder verzocht de beschikking van 3 augustus 2011 te vernietigen en opnieuw beslissende alsnog toestemming te verlenen voor het doen van schenkingen aan de kinderen van de rechthebbende voor de somma van € 6.250,-, dan wel een dusdanig bedrag uit het vermogen van de rechthebbende te schenken als het hof juist acht.
Ter zitting van 29 maart 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de bewindvoerder, bijgestaan door mr. Van der Heide-Brink, en [belanghebbende 3].
De beoordeling
Vaststaande feiten
1. Bij beschikking van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, van 7 oktober 2009 is een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende en is [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
2. Op 5 april 2011 heeft de bewindvoerder een periodieke rekening en verantwoording afgelegd over de periode van 7 oktober 2009 tot en met 31 december 2010.
3. De kantonrechter heeft ambtshalve beslist zoals hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'.
4. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter ten onrechte heeft bepaald dat de kinderen de schenkingen dienen te restitueren aan de rechthebbende. Volgens de bewindvoerder zijn de 'Aanbevelingen Meerderjarigenbewind' van het Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters niet bindend en kan hiervan in voorkomende gevallen worden afgeweken. In casu acht de bewindvoerder een afwijking van de aanbevelingen gerechtvaardigd en dient er - ondanks dat er geen sprake is van een schenkingstraditie - toch toestemming te worden verleend voor de gedane schenkingen. De bewindvoerder voert hiertoe aan dat de rechthebbende reeds vóór de instelling van het bewind aan hem en zijn broers te kennen heeft gegeven dat zij hen geld wilde schenken. Nu de rechthebbende na de schenking nog een bedrag van ruim € 4.500,- bezit en zij daarnaast maandelijks een AOW-uitkering ontvangt, kan zij hiermee volgens de bewindvoerder in de kosten van haar bestaan voorzien. Er is dan ook geen noodzaak om een grote financiële buffer te hebben.
De beoordeling
5. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient in de regel acht te worden geslagen op de ‘Aanbevelingen Meerderjarigenbewind' (hierna: de aanbevelingen), zoals deze door het Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters (LOK) met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindpraktijk zijn vastgesteld.
6. De bewindvoerder heeft gesteld dat deze aanbevelingen na het instellen van het bewind niet aan hem ter hand zijn gesteld. Nu de aanbevelingen gelden ongeacht of deze aan de bewindvoerder ter hand zijn gesteld, en bovendien eenvoudig te raadplegen zijn via de officiële site van (ondermeer) de rechtbanken en de gerechtshoven (www.rechtspraak.nl), gaat het hof voorbij aan deze klacht van de bewindvoerder. Ter zitting is gebleken dat de bewindvoerder inmiddels over de richtlijnen beschikt en dat de inhoud hiervan bij hem bekend is.
7. Op grond van de aanbevelingen geldt als hoofdregel dat het doen van schenkingen namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen slechts wordt toegestaan indien er een schenkingstraditie wordt aangetoond. In bijzondere, door de bewindvoerder aan te voeren omstandigheden kan van de hoofdregel worden afgeweken indien het belang van de rechthebbende dat vereist, dan wel indien de schenking de leefomgeving van de rechthebbende verbetert.
8. Ook als er sprake is van een schenkingstraditie, wordt een schenking echter in beginsel niet toegestaan wanneer het liquide vermogen van een rechthebbende ouder dan 65 jaar minder wordt dan € 20.000,-.
9. Naar het oordeel van het hof zijn de door de bewindvoerder namens de rechthebbende gedane schenkingen verricht in strijd met de aanbevelingen en is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de aanbevelingen rechtvaardigen. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat van een schenkingstraditie in casu geen sprake is. Ook als wel sprake zou zijn geweest van een schenkingstraditie, ligt het resterende vermogen van de rechthebbende - dat volgens het appelschrift ruim € 4.500,- bedroeg - ver beneden het in de aanbevelingen opgenomen restvermogen van € 20.000,-. De achtergrond van het in de aanbevelingen opgenomen restvermogen is dat de rechthebbende over een redelijke buffer moet kunnen beschikken voor onvoorziene kosten. De bewindvoerder heeft weliswaar naar voren gebracht dat de rechthebbende alles bezit wat zij nodig heeft, maar dat het niet denkbeeldig is dat deze buffer toch moet worden aangesproken blijkt naar het oordeel van het hof uit het feit dat de bewindvoerder een deel van de gedane schenkingen heeft moeten terugvorderen van de kinderen toen bleek dat de rechthebbende - ondanks eerdere toezeggingen van de gemeente daartoe - niet in aanmerking kwam voor een verhuisvergoeding.
10. Daar komt bij dat uit de overgelegde periodieke rekening en verantwoording over de periode van 7 oktober 2009 tot en met 31 december 2010 blijkt dat door de rechthebbende een bedrag van € 1.762,24 aan bijzondere bijstand is ontvangen, welk bedrag blijkens mededeling van de bewindvoerder ter zitting bestemd was voor de warme maaltijdvoorziening Tafeltje Dekje. Bijzondere bijstand wordt doorgaans verleend indien de bijstandsgerechtigde onvoldoende inkomen en vermogen heeft om zelf in bepaalde kosten te kunnen voorzien. Zoals ter zitting door de bewindvoerder verklaard, bedroeg de vermogensgrens voor deze betreffende aanvraag € 5.800,-. Het hof constateert dan ook dat de rechthebbende geen recht op bijzondere bijstand zou hebben gehad indien de schenkingen niet zouden zijn gedaan. Mede gelet op dit gevolg, namelijk dat een daling van het vermogen van de rechthebbende als gevolg van schenkingen kan leiden tot een aanspraak op bijzondere bijstand, acht het hof een afwijking van de aanbevelingen in casu niet gewenst. Dat de bijzondere bijstand al zou zijn aangevraagd voordat het bewind was ingesteld, zoals door de bewindvoerder aangevoerd, doet hier niet aan af.
11. Nu van overige bijzondere omstandigheden, die een afwijking van de aanbevelingen rechtvaardigen, niet is gebleken, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. Gelet op het voorgaande zal ook het verzoek van de bewindvoerder om hem alsnog toestemming te verlenen voor het doen van de schenkingen aan de kinderen worden afgewezen.
12. Het hof zal mitsdien beslissen als volgt.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, van 3 augustus 2011 waarvan beroep;
wijst het in hoger beroep verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, voorzitter, M.P. den Hollander en K.R. Kuiken en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 17 april 2012 in bijzijn van de griffier.