ECLI:NL:GHLEE:2012:BW1633

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001470-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige jongen met DNA-bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor de verkrachting van een destijds elfjarige jongen, gepleegd op 1 december 2003. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het hof oordeelde op basis van DNA-onderzoek dat het profiel van de verdachte overeenkwam met het DNA dat was aangetroffen op het slachtoffer. De kans dat een willekeurige man een identiek DNA-profiel heeft, werd geschat op minder dan één op de miljard. Het hof heeft ook rekening gehouden met de verklaring van het slachtoffer, die gedetailleerd beschreef hoe hij door de verdachte was benaderd en gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en 8 maanden, waarbij het hof de lange duur van de procedure in hoger beroep in overweging nam. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.000,00 aan immateriële schade. Het hof heeft de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001470-08
Uitspraak d.d.: 10 april 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 3 juni 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 10 november 2008, 17 februari 2009, 17 maart 2009, 14 mei 2009 en 27 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 9 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 01 december 2003, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [1991]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (onder meer) zijn tong in de mond en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of in/over de bilspleet en/of anus en/of penis van die [slachtoffer] gelikt en/of de penis van die [slachtoffer] beetgepakt en/of aftrekkende bewegingen op/over de penis van die [slachtoffer] gemaakt en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (onder meer) die [slachtoffer] (stevig) heeft vastgegrepen en/of die [slachtoffer] (tegen zijn wil) heeft meegevoerd naar een afgelegen en/of stille plek en/of (daarbij) die [slachtoffer] mondeling heeft toegevoegd: "Stil, of ik breek je nek" en/of (zakelijk weergegeven) dat hij die [slachtoffer] de nek zou breken en hem zo dood zou maken als die [slachtoffer] niet zou doen wat hij, verdachte, van die [slachtoffer] vroeg, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of met gebruikmaking van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] en/of door zijn kennelijke bedoelingen een dermate bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd dat die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken en/of verzetten tegen voornoemde seksuele handelingen, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 01 december 2003, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een persoon genaamd [slachtoffer], geboren op [1991], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (onder meer) zijn tong in de mond en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of in/over de bilspleet en/of anus en/of penis van die [slachtoffer] gelikt en/of de penis van die [slachtoffer] beetgepakt en/of aftrekkende bewegingen op/over de penis van die [slachtoffer] gemaakt;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 01 december 2003, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [1991]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), hebbende verdachte (onder meer) zijn tong tegen de mond en/of anus van die [slachtoffer] geduwd en/of over de bilspleet en/of anus en/of penis van die [slachtoffer] gelikt en/of de penis van die [slachtoffer] beetgepakt en/of aftrekkende bewegingen op/over de penis van die [slachtoffer] gemaakt, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (onder meer), die [slachtoffer] (stevig) heeft vastgegrepen en/of die [slachtoffer] (tegen zijn wil) heeft meegevoerd naar een afgelegen en/of stille plek en/of (daarbij) die [slachtoffer] mondeling heeft toegevoegd: "Stil, of ik breek je nek" en/of (zakelijk weergegeven) dat hij die [slachtoffer] de nek zou breken en hem zo dood zou maken als die [slachtoffer] niet zou doen wat hij, verdachte, van die [slachtoffer] vroeg, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of met gebruikmaking van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] en/of door zijn kennelijke bedoelingen een dermate bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreeerd dat die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken aan en/of verzetten tegen voornoemde seksuele handelingen, en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 01 december 2003, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met een persoon genaamd [slachtoffer], geboren op [1991], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,hebbende verdachte zijn tong tegen de mond en/of anus van die [slachtoffer] geduwd en/of over de bilspleet en/of anus en/of penis van die [slachtoffer] gelikt en/of de penis van die [slachtoffer] beetgepakten/of aftrekkende bewegingen op/over de penis van die [slachtoffer] gemaakt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Op 1 december 2003 werd de toen elfjarige [slachtoffer] in [plaats] aangesproken door een man die [slachtoffer] dwong tot het ondergaan van seksuele handelingen. Het slachtoffer verklaarde daarover bij de politie - zakelijk weergegeven - als volgt:
De man pakte me vast en nam me mee. Hij hield zijn rechterarm om me heen en zijn hand over mijn linkerschouder. Ik zei dat ik weg moest anders zou ik te laat op voetbal komen. Ik was ook bang voor die man, want hij vroeg hoe snel iemand dood kon gaan. Hij zei dat hij mijn nek zou breken en me zo dood zou maken als ik niet deed wat hij me vroeg. Hij nam me mee naar het eind van de straat bij de waterkant waar een paar containers stonden. Ik vroeg wat hij van me wilde. Hij verplaatste een container en zei: "Stil, of ik breek je nek."
Ik lag op zijn jas.
Hij trok de rits van mijn trainingsjasje naar beneden en wreef met zijn hand over mijn borst. Hij trok mijn broek een stukje naar beneden. Hij voelde aan mijn piemel. Hij haalde mijn piemel tevoorschijn en deed dat heen en weer met zijn hand. (opm. verbalisant: [slachtoffer] maakt op en neer gaan de bewegingen) Hij had zijn hand nog steeds om mijn nek.
Ik moest op mijn zij gaan liggen, met mijn gezicht van de man af. Toen deed hij zijn gezicht naar mijn kont, ik voelde dat hij in mijn spleet likte. Hij likte aan mijn kont en door de hele spleet. Volgens mij likte hij ook in mijn kont.
De man heeft aan mijn piemel gesabbeld, voor of nadat hij me aan de kont slikte.
De man wilde me gaan zoenen. Ik hield mijn lippen stijf op elkaar, maar dat lukte niet helemaal. Hij stak zijn tong in mijn mond. Dit lukte hem wel een beetje. Zijn tong kwam onder mijn bovenlip.
Het slachtoffer heeft een signalement gegeven van de dader. Het zou gaan om een ongeveer 30-jarige man met blond haar. Opvallend was dat de man tatoeages had op beide handen.
Bij het slachtoffer is nog diezelfde avond sporenonderzoek verricht. Onder meer is een uitstrijkje van de penis en de anus van het slachtoffer gemaakt. Bij onderzoek naar dat uitstrijkje door het NFI werd een volledig DNA-profiel verkregen van een onbekende man. In de DNA-databank werd geen overeenkomstig profiel aangetroffen.
In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 13 februari 2004 werd geconstateerd dat de DNA-profielen van het celmateriaal in de bemonsteringen van de penis en de anus van het slachtoffer onderling overeenkomen maar niet van het slachtoffer zijn.
In 2007 werd in verband met een andere zaak het DNA-profiel van verdachte in de databank opgenomen. Daarbij bleek dat het DNA-profiel van verdachte overeenkomt met het profiel dat is verkregen uit de bemonstering van de penis van het slachtoffer van het in 2003 gepleegde zedendelict. De kans dat een willekeurige man een DNA-profiel heeft dat overeenkomt met het bij het slachtoffer aangetroffen DNA-profiel is volgens die rapportage minder dan 1 op de miljard.
Verdachte werd aangehouden, doch ontkende elke betrokkenheid bij het delict. Aanvankelijk stelde hij dat hij ten tijde van het delict in verband met boetes vast zat, doch uit de administratie van de justitiële inrichting blijkt dat hij op 1 december 2003 uit een penitentiaire inrichting in [plaats] is ontslagen. Later heeft verdachte verklaard dat hij op 1 december 2003 in [plaats] is ontslagen en van daaruit rechtstreeks naar [plaats] is vertrokken. Daar zou hij in een park een student ontmoet hebben die hem onderdak zou hebben verleend en zou kunnen getuigen dat hij ten tijde van het delict in [plaats] was. Bij de behandeling in hoger beroep zijn aan verdachte nadere gegevens van die getuige gevraagd. Verdachte kon geen naam noemen, noch een voldoende specifiek adres geven om die getuige te achterhalen en heeft wisselend verklaard over diens leeftijd (eerst: van verdachtes leeftijd en nadat hij erop is gewezen dat zulks in het geval van een student onwaarschijnlijk is: jonger dan verdachte). Verdachte heeft aangegeven dat hij in de gelegenheid gesteld wilde worden die getuige op te sporen.
Door de politie is een beschrijving gegeven van het signalement van verdachte en het dossier bevat een foto waaruit blijkt dat verdachte blond haar heeft. Het hof constateert dat verdachte past bij het door het slachtoffer gegeven signalement. Er zijn geen onverklaarbare verschillen. De aanwezigheid van tatoeages maakt het signalement van de dader niet uniek, maar wel specifieker.
Er zijn - buiten het bij het slachtoffer aangetroffen DNA-profiel - geen aanwijzingen dat verdachte in 2003 in [plaats] is geweest of banden met [plaats] had. Evenmin is verdachte ooit met politie of justitie in aanraking gekomen wegens zedendelicten.
Bij de behandeling in hoger beroep bleek dat verdachte zes volle broers en twee halfbroers heeft. Het hof heeft naar aanleiding van dat gegeven nader onderzoek laten verrichten. Met name wilde het hof weten hoe groot de kans zou zijn op het aantreffen van een zelfde profiel als bij het slachtoffer is aangetroffen indien bij de vergelijking niet wordt uitgegaan van een willekeurige man, maar van een volle broer van verdachte. Bovendien zijn zowel bij het bij het slachtoffer vastgestelde sporenmateriaal als bij het referentiemateriaal van verdachte meer loci onderzocht dan gebruikelijk is.
Ook na het laatstgenoemde onderzoek komen de aldus verkregen profielen steeds met elkaar overeen. De kans dat een willekeurige man een met het (uitgebreide) DNA-profiel van het sporenmateriaal overeenkomend DNA-profiel heeft, wordt berekend om minder dan één op één miljard. De kans dat een volle broer van verdachte een DNA-profiel heeft dat overeenkomt met het (uitgebreide) DNA-profiel dat is aangetroffen in de bemonstering van het slachtoffer wordt berekend op ongeveer 1 op 3 miljoen.
Het behoeft geen betoog dat de kans op een identiek profiel bij een halfbroer nog kleiner zal zijn.
Verdachte is na zijn vrijlating in 2009 niet meer ter zitting verschenen en heeft evenmin aan het hof nadere gegevens omtrent de getuige verschaft, hoewel hij inmiddels ruimschoots de gelegenheid heeft gehad naspeuringen te doen naar en opgave te doen van die getuige.
Door de verdediging is nog de mogelijkheid opgeworpen dat bij het (eerste) DNA-onderzoek sprake is geweest van contaminatie. Die stelling is door de verdediging niet concreet onderbouwd. De mogelijkheid van contaminatie wijst het hof als volstrekt onaannemelijk van de hand. Gelet op de aard van het delict en de plaats van bemonstering gaat het hof er vanuit dat het bij het slachtoffer veilig gestelde spoor een daderspoor betreft. Contaminatie met DNA-materiaal van verdachte is volstrekt onwaarschijnlijk omdat verdachte nog niet als mogelijke dader in beeld was en er in 2003 ook geen DNA-materiaal van hem is afgenomen.
Op grond van de DNA-rapportages en de verklaring van het slachtoffer (waaronder het gegeven signalement) heeft het hof de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Het is volstrekt niet aannemelijk geworden dat verdachte zich ten tijde van het delict elders bevond.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig bewezen en heeft het hof de overtuiging gekregen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij op 1 december 2003, te [plaats], door een feitelijkheid en bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] (geboren op [1991]) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (onder meer) zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en in/over de bilspleet en anus en penis van die [slachtoffer] gelikt en de penis van die [slachtoffer] beetgepakt en aftrekkende bewegingen op/over de penis van die [slachtoffer] gemaakt
en bestaande die feitelijkheid en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte (onder meer) die [slachtoffer] (stevig) heeft vastgegrepen en die [slachtoffer] tegen zijn wil heeft meegevoerd naar een afgelegen en/of stille plek en daarbij die [slachtoffer] mondeling heeft toegevoegd: "Stil, of ik breek je nek" en (zakelijk weergegeven) dat hij die [slachtoffer] de nek zou breken en hem zo dood zou maken als die [slachtoffer] niet zou doen wat hij, verdachte, van die [slachtoffer] vroeg en met gebruikmaking van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer] en door zijn kennelijke bedoelingen een dermate bedreigende situatie voor die [slachtoffer] heeft gecreëerd dat die [slachtoffer] zich niet kon onttrekken aan en verzetten tegen voornoemde seksuele handelingen en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 1 december 2003 de toen elfjarige [slachtoffer] die op weg was naar voetbaltraining aangesproken, vastgepakt en meegenomen naar een afgelegen/stille plek en vervolgens verkracht. Daarbij heeft verdachte onder meer tegen [slachtoffer] gezegd dat verdachte zijn nek zou breken als hij niet zou doen wat verdachte wilde. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] in ernstige mate geschonden. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen bij [slachtoffer] voor vergaand psychisch leed gezorgd, zo blijkt uit diens schriftelijke slachtofferverklaring. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij kennelijk alleen heeft toegegeven aan zijn eigen lustgevoelens, en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen voor het jonge slachtoffer. Een dergelijk strafbaar feit rechtvaardigt oplegging van een forse gevangenisstraf.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 22 december 2011, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden veelvuldig (onherroepelijk) is veroordeeld ter zake van (andersoortige) strafbare feiten.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die onder meer blijken uit een rapportage Pro Justitia d.d. 14 mei 2008, opgemaakt door A.T. Spangenberg (klinisch psycholoog) en R.J.P. Rijnders (psychiater). Bij verdachte is weliswaar een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens geconstateerd, maar gelet op verdachtes ontkennende verklaring kan niet worden vastgesteld of en zo ja in welke mate dit van invloed is geweest op het bewezenverklaarde feit. Verdachte wordt volledig toerekeningsvatbaar geacht.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van 3 jaren een noodzakelijke en passende bestraffing. Nu de procedure in hoger beroep echter bijna 4 jaren heeft geduurd, waarbij tussen het arrest van 14 december 2009, waarbij de oproeping nietig is verklaard, en de zitting van 27 maart 2012 niets met de zaak is gebeurd, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Aangezien deze overschrijding in de straf dient te worden verdisconteerd, legt het hof in plaats van voornoemde straf een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 8 maanden op.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding en vordert bij wijze van voorschot € 1.000,00 voor immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Derhalve is de vordering in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof acht aannemelijk geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde feit in ieder geval tot een bedrag van € 1.000,- schade heeft geleden. Deze schade kan aan verdachte worden toegerekend. Het hof zal de vordering daarom toewijzen.
Gelet op het voorgaande, dient de verdachte - als de in het ongelijk gestelde partij - te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren en
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] terzake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] een bedrag te betalen van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 10 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.